Indische ouderen koesteren identiteit.Door Jos Bienemann
Ouder worden gaat de Indische Nederlander gemakkelijker af dan de autochtone Nederlander. Er is geen sprake van verschraling van het sociale leven, maar juist van een toename van activiteiten en contacten. Foto: Hans Kouwenhoven.Amsterdam – Het proces van ouder worden verloopt bij Indische mensen makkelijker en prettiger dan bij autochtone Nederlanders. Terwijl veel oudere Nederlanders verschraling van hun sociale leven ondergaan, valt bij Indische Nederlanders in die leeftijdsfase juist een toename van activiteiten en contacten waar te nemen. Dit geldt zowel voor bewoners van verzorgingstehuizen als voor zelfstandig levende ouderen.
Dat is de voornaamste conclusie uit het proefschrift Rijst of aardappelen? Waarop de cultureel antropologe Jean Vriezen deze week aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde. Na een jaar onderzoek is zij tot de overtuiging gekomen, dat het behoren tot een etnische minderheidsgroep bij de ouder wordende Indische Nederlanders – er wonen in Nederland naar schatting 50.000 Indische mensen van 65 jaar of ouder – extra voordelen heeft opgeleverd. “Je kunt van de groep ouder wordende Indische Nederlanders zeggen: etnische identiteit is gelijk aan sociale identiteit”, stelt Vriezen. “Ik heb bij mijn onderzoek een sterke herwaardering geconstateerd van het Indisch-zijn. Er is een duidelijke keuze voor een ‘eigen’ woonomgeving en de Indische identiteit uit zich in het versterkt deelnemen aan informele en formele netwerken zoals familie, kennissen en Indische organisaties.”
Geborgenheid“Die dienen als bron van geborgenheid, herkenning en continuïteit. Wat dat laatste betreft speelt de overdracht van kennis aan kleinkinderen een grote rol. In informele zin wordt bij voorbeeld veel belang gehecht aan het makkelijk bij elkaar kunnen binnenlopen. Formeel bieden bijeenkomsten van Indische organisaties een plek waar over vroeger kan worden gepraat. Dit alles heeft duidelijk een positieve uitwerking op het onderhouden van sociale contacten en activiteiten.”
Jean Vriezen waarschuwt ervoor dat nu niet voetstoots moet worden aangenomen, dat ook ouderen uit andere allochtone groepen voordeel ontlenen aan hun etniciteit. Want in tegenstelling tot veel minderheidsgroepen vormen de Indische Nederlanders in sociaal-economisch opzicht een afspiegeling van de Nederlandse bevolking. Er bestaat geen achterstelling van Indische mensen wat betreft financiële positie, opleiding, werkgelegenheid, de toegang tot de gezondheidszorg en de beschikbaarheid van woningen.
“Dat maakt ze veel minder kwetsbaar dan bij voorbeeld Turken en Marokkanen”, zegt de cultureel antropologe. Een ander voordeel is, dat de meeste Indische Nederlanders op relatief jonge leeftijd naar Nederland emigreerden en dat op zich, met de beheersing van de Nederlandse taal als motor, ontpopten als toonbeeld van assimilatie. “En in tegenstelling tot andere groepen hebben de Indische Nederlanders terugkeer naar het land van oorsprong nooit als een serieuze mogelijkheid gezien”, aldus Vriezen. “Dat betekent dat zij in vergelijking met anderen een zekere geestelijke rust hebben gevonden en dat ze zich volledig hebben georiënteerd op leven en wonen in Nederland.”
Ook nadelenBij haar onderzoek heeft de cultureel antropologe ook nadelen gevonden die oudere Indische Nederlanders ervaren ten opzichte van hun Nederlandse leeftijdsgenoten. Zo heeft de migratie als bijkomend effect gehad, dat veel familie – onder wie relatief veel kinderen – is ‘doorgemigreerd’, vooral naar de Verenigde Staten. Door die geografische afstand spelen die familieleden in tegenstelling tot bij autochtone Nederlanders geen belangrijke rol in het dagelijkse leven.
“En als het zelfstandig wonen niet meer kan worden volgehouden, moeten veel ouderen van Nederlands-Indische afkomst hun woonplaats verlaten omdat er nog maar drie specifiek Indische verzorgingstehuizen in ons land zijn”, voegt zij eraan toe. “Gevoegd bij het doormigreren heeft dat tot gevolg, dat Indische ouderen in toenemende mate minder vaak bij hun kinderen in de buurt wonen. Ik wil dan ook een sterk pleidooi houden voor kleinschalige opvangprojecten, bij voorbeeld met aanleunwoningen, voor Indische ouderen in hun eigen woonplaats. Autochtone bejaarden kunnen immers ook in hun eigen stad blijven wonen.”
Met haar pleidooi vernietigt Jean Vriezen het traditionele beeld van de grijze Indische oma, tronend temidden van kinderen en kleinkinderen. Want ook bij Indische families komt het nauwelijks nog voor dat verschillende generaties in één huis wonen.
“De herwaardering van de Indische identiteit betekent niet dat zonder meer aan allerlei culturele verwachtingen wordt vastgehouden. Men stelt zich niet meer op in een volledige afhankelijkheid van de hulp van kinderen. Inwoning bij kinderen wordt niet meer verwacht, zelfs niet gewenst. Wat dat betreft heb ik geen verschillen gevonden met Nederlandse ouderen. Omdat zij werken hebben kinderen uit beide groepen minder tijd om zich met de verzorging van hun ouders bezig te houden.”
VerhalenTien tallen gesprekken met Indische ouderen hebben Jean Vriezen geleerd dat de snelle assimilatie bij velen met een verdringing van negatieve ervaringen gepaard is gegaan. Dat Indische mensen hard werkten en nooit klaagden wil niet zeggen dat zij zich nooit gediscrimineerd hebben gevoeld. “Bij oudere mensen komen die ervaringen weer boven”, is de ervaring dan de cultureel antropologe. “Dan komen de verhalen. Over de uitbuiting in de zogenaamde contractpensions waarin ze direct na hun aankomst in Nederland werden geplaatst. Waar een gezinshoofd 60 procent van zijn netto inkomen moest afdragen voor huisvesting en voeding. Hoe ze in hun begintijd in hun banen ondergeschikt waren aan Nederlanders, zelfs als die een lagere opleiding hadden. En hoe weinig men hier in Nederland open stond voor hun oorlogservaringen en hun verblijf in de Jappenkampen.”
Jean Vriezen had bij haar onderzoek voortdurend het prikkelend aroma van de Indische keuken om zich heen. Want waar Indische mensen zijn, daar voltrekt zich de cultuur van het eten. “Nederlandse ouderen eten het liefst alleen op hun kamer. Dat is voor Indische mensen ondenkbaar. Die willen niet zo’n maaltijd uit de keuken van het verzorgingshuis, die willen zelf koken. Want koken is veel meer dan eten klaarmaken. Dat is een ritueel.”
En hoewel afkomstig uit een koloniale klassenmaatschappij, blijken Indische mensen op oudere leeftijd veel minder waarde aan hun sociale status te hechten dan Nederlanders. Vriezen: “Menige deftige Nederlandse mevrouw wil niet graag met haar werkster in hetzelfde verzorgingstehuis verkeren. Maar zelfs een zéér Europese Indische dame zal nooit zeggen dat ze niet met ‘die baboe’ op één gang wil wonen.”
AD, 01-05-1993