Wie me liefheeft, volgt!Multatuli schreef geen autobiografie; nu is er toch een zelfportret.Door Arjan Peters.
Zelfkennis kan een steun zijn om het eigen karakter te doorgronden, en eventuele mankementen aan te vatten. Hierover zijn patiënt en arts het eens: het scheelt een hoop als je eenmaal zelf weet hoe je in elkaar steekt. Ook om die reden blijft het raadselachtig waardoor het kwam dat Eduard Douwes Dekker (1820-1887), beter bekend als Multatuli, zichzelf zo zelden in de hand had.
Drie kenners van zijn werk hebben aan de hand van zijn geschriften en brieven een ‘zelfportret’ van de grote schrijver gesmeed, en daarin ook de verbluffende karakteristiek opgenomen uit
Max Havelaar, de roman die vandaag het honderdvijftigjarige bestaan viert: ‘Vol liefde voor waarheid en recht, verwaarloosde hij menigmaal zijn eenvoudigste naastbij liggende verplichtingen, om een onrecht te herstellen dat hoger of verder of dieper lag, en dat door de vermoedelijk grotere inspanning van de strijd hem meer aanlokte. Hij was ridderlijk en moedig, maar verspilde, als die andere Don Quichot, zijn dapperheid dikwijls op een windmolen. Hij gloeide van onverzadelijke eerzucht die hem alle gewone onderscheidingen in het maatschappelijke leven als nietig deed voorkomen, en toch stelde hij zijn grootst geluk in een kalm huiselijk vergeten leven.’
De analyse is voorbeeldig, en juist om die reden is het zo moeilijk voorstelbaar dat de voormalige bestuursambtenaar in Nederlands-Indië die schrijver werd, zich in zijn verdere leven voortdurend verstrikte in problemen en frustraties, die door zijn eigen temperament werden geschapen en opgeblazen tot knappens toe, en waar hij geen remedie voor vond. Hij slaagde er zelden in een boek te voltooien – zo rusteloos als zijn geschriften zijn opgebouwd, bonte mengelingen van traktaat en verhaal, parabel en schotschrift, zo richtingloos lijkt zijn biografie.
Hij verwaarloosde zijn eerste vrouw Tine en hun twee kinderen, en liet zich ver van hen aanbidden door roedels jonge meisjes. In een brief aan zijn vrouw noemt hij haar een engel, schrijft opgewonden hoe dol hij is op zijn nichtje Sietske Abrahamsz, en doet tegelijk de dood van zijn broer Piet af in een tussenzinnetje: ‘Ja, die arme Piet is bezweken!’
Alsof het om een kanariepiet gaat – en dan nog een weinig dierbaar pietje.
Hij zag het zelf niet eens, hoe vreemd dit was. Nee, hij wist het wél van zichzelf, daarvan getuigt het Havelaar-citaat, maar hij kon er ondanks die zelfkennis niets aan verhelpen.
In 1860 stelt hij zich kandidaat voor de Tweede Kamer. In het jaar dat zijn meesterwerk was verschenen, en zijn faam het grootst was, de hele samenleving door hem in beroering gebracht, wilde hij iets doen. Kamerlid worden, want ‘middelmatigheid en onbekwaamheid, - numerieke sterkte in plaats stellende voor gehalte – hebben zich weten voorop te dringen, en de vruchten geplukt die, in het belang van de staat, de beloning behoren te zijn van ijver, kunde, belangeloosheid.’ Multatuli was kandidaat in het kiesdistrict Tiel. Uitslag, bekend gemaakt op 17 oktober 1860: vijfde plaats, negen stemmen.
Intussen bedacht hij alweer nieuwe projecten. Bevlogen stelde hij pamfletten op die op schilderachtige wijze een of ander onrecht aansneden – de Javaan moest worden gered van uitbuiting, de vrouw, de arbeider, dieren die op kermissen wreed werden mishandeld. Hij sloeg zich vurig aan bij vrijheidsstrijders elders, zoals Garibaldi in Italië en de Poolse nationalist Langiewicz. ‘Welnu, plaats: station Arnhem. Tijd: binnen 8 dagen. Ieder brengt mee wat-i heeft aan geld, en ten gelde gemaakt goed, aan energie en wat erbij hoort en vooruit naar Krakau. Wie me liefheeft, volgt.’
Alweer gebeurde er niets. Multatuli bedacht een systeem om de roulette te winnen, de hele familie moest oefenen, het leverde het prachtige boek
Miljoenen-studiën op, maar geen bergen contanten. Uit afkeer van het Nederlandse fatsoen bedacht de naar Duitsland gevluchte schrijver het plan om, met behulp van de nationalistische Vlamingen, het voormalige vaderland te annexeren. Als het niet volgens de wet kon, dan maar kwaadschiks. Niks meer van vernomen.
Maar hij gaf niet op. Hij wilde handelen, maar altijd weer bleef zijn aandrift steken in een tekst, het doel strandde in dat middel, het schrijven. Daar was hij groots en machtig, en al maakte hij niets af, van zijn
Ideeën (de verzamelnaam voor zijn uiteenlopende geschriften na zijn onovertroffen debuut) blijven ook na anderhalve eeuw de vonken van genialiteit spetteren.
‘Welnu,’ schreef hij in 1864, ‘ik geloof op weg te zijn om de éénheid aan te tonen van de oorzaken die alles in beweging brengen. Alles! Het groeien van ’n plant, het verwisselen van
b in
p, het waggelen van ons bolletje om z’n as, het schreien van een kind, het lamme drama der wereldgeschiedenis, alles, alles, alles! Tot de ellendige staat van mijn pantalon toe, die me dwingt thuis te blijven schoon een wandeling goed voor me wezen zou.’ Wat een passage, op de rand van een zenuwtoeval, maar vlammend van briljante onmacht.
In de zojuist verschenen hertaling van
Max Havelaar, stelt inkorter en bewerker Gijsbert van Es geestloos dat Batavus Droogstoppel, de koffiehandelaar die de roman opent, aldoor moppert, klaagt en zeurt. Droogstoppel houdt niet van romans, want daar staan louter gekheid en leugens in, terwijl hij pleit voor waarheid en gezond verstand.
Dit zelfportret toont genadeloos aan dat die bewerker de
Havelaar zelf mishandelt. Want als iets Multatuli zelf ook dreef, was het waarheidsliefde. Trachten naar waarheid, ‘dát is mijn program. Dat is mijn enig program,’ roept hij uit in 1862. Zeven jaar later schrijft hij in een brief vanuit het Duitse kuuroord Ems: ‘Het zo hooggeroemde gedicht van Heine: ‘Ich weiss nicht was soll es bedeuten’ etc. is vol leugens. Die Lorelei is geen nix met gouden haren die ze kamt ‘mit goldenem Kamme’. Dat mens is doodeenvoudig een afgedankte Stubenmagd die daar op ’n stuk lei haar fooien zit te tellen.’ Honderd procent Droogstoppel! De koffiehandelaar moge bekrompen zijn, geestig is hij ook – ’t is een afsplitsing van de schrijver, niet slechts een lachwekkende karikatuur.
Leest dus niet
Max Havelaar in de verfoeilijke
jongste editie, ‘klassiek en nieuw’, het mocht wat! Lees Multatuli zelf, geniet en sla achterover van die ontvlambare stijl die in de oorspronkelijke vorm sprankelt en briest zoals de schrijver het heeft bedoeld. Al wilde hij er iets heel anders mee.
Multatuli – Een zelfportret. Het leven van Eduard Douwes Dekker, door Multatuli verteld.
Samengesteld door Dik van der Meulen, Cees Fasseur en Hans van den Bergh.
Prometheus
360 pagina’s
€ 24,95
ISBN 978 90 351 3436 2.
Volkskrant
15 mei 2010