Overleven in een Japans interneringskamp
19-02-2011 08:48 | L. Vogelaar
Bevel van de kampcommandant: elke vrouw moet honderd vliegen per dag doden en op zijn kantoor afleveren. „We dachten dat hij een grapje maakte. Dat was echter niet het geval.”
Kunnen omgaan met de nukken en neigingen van de Japanse bewakers was cruciaal om het interneringskamp te kunnen overleven. Darlene Deibler Rose had de leiding over een barak in Kamphili, waar ze met andere blanke vrouwen was opgesloten nadat Nederlands-Indië onder de voet was gelopen. Te midden van beroerde leefomstandigheden probeerden de gevangenen zichzelf en elkaar op de been te houden.
Het eerste deel van het indringende levensverhaal van de Amerikaanse gaat over het zendingswerk op Nieuw-Guinea dat ze in 1938 samen met haar man oppakte. De Japanse inval in 1942 betekende een jarenlange scheiding van de blanke mannen en vrouwen. Deibler zag haar echtgenoot nooit terug; hij kwam om het leven in het mannenkamp, waar hij veel voor zijn medegevangenen had betekend.
Deiblers geloofsovertuiging speelt in het boek een grote rol. Die gaf haar moed te midden van de ontberingen en maakte indruk op de Japanse kampcommandant. Toen ze, beschuldigd van spionage, in de dodencel terechtkwam, wendde hij zijn invloed aan om haar terug te brengen naar het kamp. Daardoor ontkwam ze aan het lot dat haar –dat wist ze zeker– boven het hoofd hing: „Ik zou als Amerikaanse spion zonder formele rechtszaak veroordeeld worden tot onthoofding.” Deibler zag haar familie in Amerika terug, na bijna acht jaar.
Onzichtbaar bewijs. Persoonlijk verhaal van een verpleegster in een interneringskamp, Darlene Deibler Rose; uitg. Barnabas, Heerenveen, 2011; ISBN 978 90 852 0175 5; 304 blz.; € 19,95.
Ref.Dagblad