Lieve sobats,
Ik wil op deze site een paar verhalen posten van een Indisch meisje dat pas in 1990 in Nederland aankwam. Zij kreeg in 2007 de Nederlandse nationaliteit. Zij noemt zich daarom “Indinesisch” wat een vriendelijk alternatief woord is voor diegenen die het verschil niet kennen/ weten van de betekenis “Indisch” en “Indonesisch”. Ik heb haar persoonlijk ontmoet bij een Indische reünie in 2008. Uit privacy reden heb ik haar naam veranderd in Aurora.
De verhalen van Aurora speelden zich af, ver nadat de meeste Indische mensen al uit Indonesië waren vertrokken. De verhalen die zij schreef zijn werkelijk gebeurd. Ik heb van haar toestemming gekregen om deze verhalen te publiceren.
Ik hoop dat jullie het leuk vinden om van iemand die daar moest “leven om te overleven”, de verhalen te lezen over allerlei gebeurtenissen, dagelijks of op bijzondere dagen.
Groetjes: Ronald
Kind van 2 culturen
Bijgeloof of sabotage?
Ontploffing Munitiedepot Cilandak (waar gebeurd verhaal)
Wie kent in Indonesia het bijgeloof niet? Dit is taboe, dat is niet goed. Ik wist nog heel goed dat mijn grootmoeder, zij was een Javaanse uit Solo, mij vaak verbood tegen de avond in de deuropening te zitten, 's avonds geld uitgeven was ook taboe. Als de rijst begint te ruiken (nasi basi) was het ook geen goed teken. Nou ja, zo zijn er nog vele andere dingen die taboe zijn. Te veel om op te noemen. Als kind volg je gedwee wat er gezegd werd, ofschoon je in feite niet goed wist of het werkelijk zo was.
In Jakarta woonde ik in Cilandak, vlak bij het marinegebied, niet ver van Ragunan, waar de dierentuin ligt. 's Nachts wanneer het heel stil was kon je de vogels horen roepen of de leeuwen brullen. Een gebied waar je nog veel groen kunt vinden en het daarom nogal koel wonen was.
Medio juli 1984 brak er in het marinegebied een kleine brand uit, gevolgd door enkele ontploffingen. Door die harde knallen was iedereen geschrokken natuurlijk. We maakten dat we uit onze huizen kwamen en renden gezamenlijk naar het grote open veld aan de autoweg. Van daaruit zag je de mariniers in rep en roer. Iedere marinier was stand-by, pantserwagens blokkeerden de weg, gevolgd door de tanks en grote trucks. Enfin, na een uur of twee was alles weer rustig. Gelukkig maar.
Een paar dagen daarna deed het mysterieuze verhaal de ronde dat de "Jaga" van dat gebied, het marinegebied, kwaad was. De "Jaga"zou een grote witte tijger zijn. Door zijn toorn ontstonden die ontploffingen met het grote vuur. Of het waar was?? Dat was moeilijk te zeggen of te bewijzen. Deze "Jaga" was gewend dat aan hem bepaalde sajens (offers) werden gegeven. De vorige commandant gaf er wel gehoor aan, maar zijn opvolger vond het maar onzin. Hij beweerde nuchter dat de brand ontstond door "human error". Men hoefde niets te vrezen.
Maar geruchten in de buurt suggereerden dat de brand een waarschuwing van de "Jaga" was geweest. Waarschijnlijk kon er iets ergers gebeuren wanneer men niet aan zijn eisen voldeed. Vooral waar de huidige commandant geen gehoor aan die sajens wou geven.
Ik wist niet of ik zulke verhaaltjes moest geloven of niet. Tenslotte was het marinegebied. Er kunnen altijd kleine ongelukjes gebeuren. Een paar mariniers beweerden dat wanneer er wederom ontploffingen zouden ontstaan, de ramp niet te overzien was. Toch hielden ze het op mogelijke sabotage van bepaalde infiltranten.
Ik begon te twijfelen, sabotage of niet, het kon dus toch weleens echt gebeuren. Wat dan?
In ieder geval gaf ik mijn pembantu de opdracht een weekendtas met wat kleren te pakken en met mijn belangrijke documenten. Je weet maar nooit wat er kan gebeuren. Of het nou bijgeloof is of sabotage, ik ben op alles voorbereid.
En ja hoor.... Eind oktober 1984 kwam de ramp op z'n hevigst. Het was precies 21.15 uur.
Ik lag reeds in bed. Het was een vermoeiende dag geweest met die eindeloze files. Je hoorde eerst een reeks kleine knallen gevolgd door een grote vlam. Kort daarop kwam de brandweer aangerukt met loeiende sirenes. Zwaardere ontploffingen volgden. De huizen trilden op hun grondvesten, deuren en ramen rammelden, vreselijk, met het geluid van brekend glas. Auto's en motorfietsen snelden voorbij. Mensen schreeuwden of huilden hysterisch.
"Mevrouw, vluchten!" riep mijn pembantu mij toe. "Het wordt erger". Ze kwam al met mijn weekendtas en een bundeltje aanrennen. Snel trok ik een vest over mijn duster aan en schoot in mijn sloffen. Ik probeerde mij rustig te houden, Vluchten, waarheen? ging het door mijn hoofd. Welk deel van Jakarta was gevrijwaard? Op de weg was het reeds een chaos. Iedereen zat tegen elkaar te gillen, schreeuwen en roepen. Auto's probeerden tussen de menigte een weg te banen. Half slapende kinderen werden door de ouders meegetrokken.
Weg, weg, zo gauw mogelijk weg uit dit gebied. Mortieren, kogels, projectielen e.d. vlogen ons om de oren en boven ons hoofd. De ammunitie opslagplaats van de marine was de lucht in gevlogen.
Ik heb mijn kip nog niet bij mij". jengelde een kleine jongen. "Hou je kop dicht", riep zijn moeder geheel over de zenuwen. "Liggen!" werd er geroepen, gevolgd door een fluitend geluid van een of ander projectiel, dat elders met een zware ontploffing terecht kwam. Door elke keer liggen, rennen en liggen, dan weer rennen, kwamen er een paar mensen in de vieze sloot terecht. Stinken natuurlijk.
"Ga minstens elf mijl uit de omtrek weg!" werd er door de microfoon omgeroepen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe wil je je verplaatsen. In zo'n menigte hysterisch schreeuwende mensen kun je zelfs niet eens goed meer denken. Het was net als in de oorlog.
Uitgeput plofte ik op een klein grasveldje neer. Een paar mensen zetten zich ook neer om tegelijkertijd languit te liggen, want ik weet niet hoeveel mortieren, kogels e.d. over ons heen vlogen. De laatste raakte een moskee, nog geen drie meter van ons vandaan. Onmiddellijk stond de moskee in vuur en vlam. "Rennen"! werd er weer geroepen, alsof er geen eind aan kwam. Een kleine jongen hield een kakelende haan goed vast, terwijl een hond met trillende poten en hangende tong achter ons aan liep. Een oud vrouwtje werd gedragen door haar zoon.
De minister van defensie en alle opperbevelhebbers van het leger raasden in militaire jeeps voorbij, allemaal naar de plaats van onheil. Ook meer brandweerwagens en ambulance auto's reden dezelfde richting uit. Vanuit de verte leek het net een heel groot vuurwerk. Wij konden schuilen in de mess van de vrouwenpolitie. De hele nacht door hoorde je die ontploffingen. Ik kon geen oog dicht doen. Om mij heen sliepen kinderen . De ouderen waakten er naast. Veel werd er niet gesproken. Wij kregen koffie, thee en oebi.
Tegen de ochtend werd het minder. Met enkele andere mensen waagden wij naar ons huis te kijken. Elke keer even bukken of liggen als er wat boven ons hoofd loeide. Hoe dichter wij op de plaats des onheil kwamen, hoe verschrikkelijker het aanzicht was. Och, wat een puinhoop! Het hele erf bezaaid met mortieren, kogels enz. Het hele dak ingestort. Trouwens in de hele omgeving was alles bijna gelijk met de grond gemaakt. In huis was natuurlijk niets meer heel. De vloer was totaal bedekt met puin en glasscherven. Half versuft staarde ik om mij heen. Tot mijn schrik zag ik onder de koelkast een kleine mortier. Ook op de bank lag er een te "slapen". Ach, ach, wat een troep, buiten hoorde ik mensen hard huilen en hysterisch schreeuwen. Die hadden ook alles verloren. De meeste huizen waren plat ingestort of afgebrand.
Wij kregen hulp van het Rode Kruis. Er werd ook een gaarkeuken ingericht door vrijwilligers. Er kwamen doktoren en verplegers. Van heinde en ver kwamen er mensen je te hulp schieten. Ze kwamen met voedsel, kleren, borden, glazen etc.
Bijna een maand was er geen elektriciteit. Het complex werd zwaar bewaakt door de mariniers. Wanneer je naar huis ging, moest je je melden. Voordat ik thuis was moest ik me helemaal wringen tussen tanks, pantserwagens en grote trucks. Dag en nacht was de marine in staat van paraatheid. Men zei dat het sabotage was. Wat er ook van gezegd werd, liet mij koud. Ik ging wel verhuizen, want de ontploffingen gingen door. Ik was net een paar weken verhuisd of er werd gemeld dat er weer ontploffingen waren. Niet zo hevig als voorheen, maar genoeg om de mensen weer in paniek te brengen. Men kon van geluk spreken dat de dieren van de dierentuin niet waren losgebroken. Wel waren de meeste aquariums gebarsten en een paar slangen hadden de benen genomen, of de schubben genomen.
Alle ammunitie werd van Cilandak naar Cililitan overgebracht om het daar vernietigd te worden. Was het sabotage of wat het echt door de "Jaga?" Hoe wist men dan dat deze ramp toch uiteindelijk zou komen? De kranten noemen het "The Day after Cilandak" naar de film "The Day After.
Uit: Memoires van Aurora