Het eeuwige leven
Door Peter de Waard
Lilian Ducelle
1919-2013
In haar polemische stukken liet Lilian Ducelle een geluid horen dat de Indische Nederlanders niet gewend waren.
Lilian Ducelle kon net zo fulmineren als Multatuli. Haar principes verdedigde ze, ook als andere mensen daar kwaad over werden. Zo vond ze dat iedereen zelfredzaam moest zijn, ook de Indische Nederlanders die in de jaren vijftig naar Nederland kwamen omdat Soekarno het leven voor hen in het nieuwe Indonesië onmogelijk maakte. ‘Als ze ergens gingen wonen, stond er vaak meteen iemand van de kerk of sociale dienst op de stoep. Die ging vertellen hoe ze aardappelen moesten schillen of dat ze minimaal een keer per week in bad moesten gaan. Dat paternalisme stuitte haar tegen de borst’, zegt Ricci Scheldwacht, redacteur van Moesson, het blad voor Indische Nederlanders dat door de man van Lilian Ducelle werd opgericht en na zijn dood in 1974 door haar werd voortgezet.
Lilian Ducelle overleed op 5 augustus op 93-jarige leeftijd. Ze werd op 7 december 1919 geboren als Lilly Mary Hermine van Zele in Sitoebondo op Oost-Java als dochter van Sylvester en Johanna van Zele. Ze groeide op in een gezin van drie kinderen. Haar vader werkte als ambtenaar bij justitie. Ze volgde in Nederlands-Indië de mulo en besloot journaliste te worden. In 1937 kreeg ze een baantje als correctrice bij het Soerabaiasch Handelsblad, een populaire krant bij de kolonialen, zowel de Europeanen als Indo-Europeanen. Ze kreeg al gauw de kans ook verslaggever te worden en deed dat onder een pseudoniem, Lilian Ducelle. Ze schreef veel over mode. Na de bezetting van Nederlands-Indië door Japan werden zij en haar ouders, broer en zus niet geïnterneerd omdat ze ook Indisch bloed hadden. Maar het leven was daardoor niet gemakkelijker. Na de bevrijding in 1945 pakte ze haar werk weer op. In plaats van mode ging ze nu over militaire zaken schrijven. Ze versloeg voor het blad Wapenbroeders de politionele acties en reisde met het KNIL mee. Hier ontmoette zij haar man Jan Boon – eveneens een Indische Nederlander die onder het pseudoniem Tjalie Robinson opereerde. Hoewel hij al vijf kinderen had, trouwden ze en verhuisden naar Sampit op Borneo, waar ze samen nog twee kinderen kregen.
In 1954 verhuisde het gezin naar Nederland, waar Boon in Den Haag het tijdschrift Tong Tong oprichtte en de Pasar Malam opzette. Het klimaat en de bekrompenheid van het Nederlandse leven bevielen haar niet. In 1962 vertrok ze met haar kinderen naar Whittier in de Amerikaanse staat Californië. Daar hielp ze bij het opzetten van The American Tong Tong en een Indische Soos. Terwijl Boon pendelde tussen Den Haag en Whittier, werkte Ducelle onder andere als coupeuse om in het onderhoud te voorzien.
Uiteindelijk noopten Boons slechte gezondheid en zakelijke problemen bij Tong Tong het gezin in 1966 terug te keren naar Den Haag, waar Ducelle binnen de kortste keren orde op zaken stelde. Toen Boon in 1974 overleed, zette ze het tijdschrift, de boekhandel en de uitgeverij voort. In 1978 werd het blad afgescheiden van de boekhandel en ging het verder onder de naam Moesson. Dat Moesson nu nog bestaat is zeker te danken aan de polemische stukken van Ducelle. Zo keerde ze zich tegen de kapingen van jonge groepen Molukkers, maar ze steunde hun ideaal. Het paste in haar opvatting dat iedereen zichzelf moest kunnen zijn. Het drukst maakte ze zich als ze vond dat ‘haar’ Indische mensen niet serieus werden genomen en ondersneeuwden in de Nederlandse samenleving.
Ze trad in 1991 op 72-jarige leeftijd terug uit Moesson. In 2004 keerde ze zich fel tegen Het Gebaar – een uitkering van 1.822 euro – aan de Indische Nederlanders die na de oorlog hier waren gekomen.
Uit de Volkskrant, 20 augustus 2013