‘Een oorlog als in Vietnam, maar zonder de beelden’
Interview. Gerda Jansen Hendriks, schreef ‘Een voorbeeldige kolonie’
De propagandafilms van de Nederlandse overheid in Indië hebben een lange adem, zegt Gerda Jansen Hendriks. Groot bleef de onwetendheid van wat er zich heeft afgespeeld na de Tweede Wereldoorlog.
Door Lidy Nicolasen
Nederland slaagde erin de ellende van de oorlog in Indië van het witte doek te houden, constateert Gerda Jansen Hendriks in haar proefschrift Een voorbeeldige kolonie, een studie naar overheidsfilms tussen 1912 en 1962. ‘In de propagandafilms, die tot op de dag van vandaag bijna gedachteloos steeds opnieuw worden gebruikt als het over Indonesië gaat, zul je nooit iets zien van de hevige guerrillaoorlog die er heeft gewoed. Iconische beelden, zoals we die kennen van de Vietnamoorlog , ontbreken. Wij moeten het doen met films waarin Indonesië een land is dat het niet redt zonder de hulp van Nederland en Nederlandse militairen.’
Het is propaganda met een lange adem, zegt Jansen Hendriks, in het dagelijkse leven regisseur van het tv-programma Andere Tijden. In de Tweede Wereldoorlog bezondigden alle naties zich aan propaganda. Journalisten werkten embedded, dus onder de vlag van het bevriende leger. In Nederlands-Indië waren tijdens de oorlogsjaren onafhankelijke Nederlandstalige media verdwenen. De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) nam daarna de nieuwsvoorziening in eigen hand. De filmbeelden van de RVD werden gebruikt voor het destijds zo belangrijke Polygoonjournaal.
In februari 1946 werd voor het eerst melding gemaakt van een optreden van Nederlandse troepen in Indië. In het Polygoonjournaal is dan een reportage te zien over net bevrijde krijgsgevangenen en juichende Indonesiërs die de Nederlandse militairen onthalen. De boodschap is duidelijk: onze helden hebben de Japanse bezetter overmeesterd. Feit is dat Japan zich al een half jaar eerder had overgegeven.
Jansen Hendriks: ‘Het beeld strookte met het idee dat Nederlanders toen hadden. Ze wisten niet wat er gaande was in de voormalige kolonie. De Nederlanders daar hadden in kampen gezeten of ze waren uitgeweken naar elders. Ze hadden niet in de gaten dat ze sterk in aanzien waren gedaald. Dat gebeurde eigenlijk al meteen in het begin toen het trotse KNIL-leger op Java in acht dagen tijd door de Japanners onder de voet werd gelopen.’
Ook het thuisland bleef onwetend. Indonesië was nooit de oorlog verklaard. Dat kon niet, vond Nederland, omdat het een binnenlands conflict betrof. Indonesië was immers geen vreemde mogendheid. De gesneuvelden werden niet gerepatrieerd, maar in Indonesië begraven om de solidariteit tussen kolonie en moederland te benadrukken. De begrafenissen werden evenmin gefilmd. Slechts één keer was er op film een met de Nederlandse vlag bedekte kist te zien.
De hoogste ambtenaar in Nederlands-Indië, luitenant-generaal Van Mook, bemoeide zich direct met de productie van overheidsfilms. Hij wilde vooral Amerika tonen dat Nederland geen conservatieve koloniale macht was, maar juist streefde naar een federale en gelijkwaardige staat. Filmers kregen te horen dat ze agressie dienden te vermijden.
Linggadjati in de branding is een film die tijdens de politionele acties is gemaakt. Na zeventien minuten begint in de film het Nederlandse offensief. Dertien minuten later, als de film is afgelopen, is er nog niets van een gevecht te bespeuren geweest. Wel oprukkende tanks en bewoners die met hun mandjes naar de markt gaan. De film mocht niet worden verspreid, te agressief, vond Van Mook.
Pas in 1968 doet Joop Hueting, destijds soldaat bij de Stoottroepen, als eerste een boekje open. Nederland schrikt wakker, maar beelden zijn nergens te vinden. ‘Het was een guerrillaoorlog in de jungle, een oorlog zoals in Vietnam. Door gebrek aan beelden hebben we ons dat nooit kunnen voorstellen. Ik denk dat dat ook de reden is dat er steeds opnieuw hevige opwinding ontstaat als er wel foto’s opduiken, echte oorlogsbeelden. Misschien heeft de legerdienst ergens wel filmpjes gemaakt, maar daarmee is dan hetzelfde gebeurd als met de Srebrenica-rolletjes, ze zijn verdwenen’, zegt Jansen Hendriks.
‘Toen vond de Nederlandse overheid dat haar propaganda was mislukt’, zegt ze. ‘Maar niemand had kunnen dromen dat het beeld van de Nederlandse soldaat als ambassadeur van goede werken zolang overeind zou blijven. Je ziet dat hetzelfde is gebeurd met de term politionele acties. Het was een propagandawoord, maar tot op de dag van vandaag spreken de mensen over politionele acties en niet over oorlog. Het is echt een voorbeeld van propaganda op de lange termijn. Ze bedachten dat niet, maar zo heeft het wel uitgepakt.’
Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid vertoont via in.beeldengeluid.nl de meer dan honderd films die de overheid maakte in Nederlands-Indië tussen 1912 en 1962.
Volkskrant, 03-12-2014