Mijn opa in de Oost
15-12-2015 Door: Reinier Vriend Bron: OneWorld
Foto
Het verzetsmuseum toont in de tentoonstelling De Koloniale Oorlog gewenste en ongewenste beelden. Ze laten zien dat we maar weinig weten van wat er zich afspeelde tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Reinier Vriend had zelf een opa die vocht in de Oost. Hij stelt: dit is hèt moment voor openheid.
BLOG – Één dag na de 23ste verjaardag van mijn opa, op 18 september 1944 werd het zuiden van Nederland bevrijd. Gevormd door zijn jongensjaren in de Tweede Wereldoorlog, twijfelde hij geen moment. Hij meldde zich vrijwillig aan voor de marine en werd direct op de boot gezet naar Amerika, waar hij een officiersopleiding kreeg.
Schuine grappen
Over zijn periode in opleiding had hij het maar al te graag. Toen ik een kleine jongen was vertelde hij me de schuine grappen en vertelde met smaak over de officiershiërarchie. Na zijn tijd in Amerika bevond hij zich onder een van de eerste ladingen vrijwilligers die uitgezonden werden naar Indonesië. Of dat zijn bedoeling was is de vraag en naar zijn ervaringen daar is het gissen. Niet alleen ik, pas 11 jaar toen hij in 1996 overleed, maar ook de rest van de familie kon zich niet herinneren dat hij het er ooit over heeft gehad.
De stilte van mijn opa onderstreept de stilte waar de Nederlandse inmenging in Indonesië door gekenmerkt wordt. Opeenvolgende regeringen schuiven de Nederlandse verantwoordelijkheid van zich af. Het taalgebruik is altijd eufemistisch: er hebben zich 'excessen' voorgedaan; wat betekent dat hele dorpen zijn uitgemoord, mannen, vrouwen en kinderen. 'Politionele acties' beschrijven een volwaardige burgeroorlog als een binnenlandse aangelegenheid. Als Nederland over een periode van vier jaar 140.000 militairen zou inzetten in Limburg, zou iemand dat als politieaangelegenheid durven beschouwen?
Moordpartijen
Ondertussen is er een generatie opgegroeid die geen eerstehands ervaringen heeft gehad met Indonesië als onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. Voor mij heeft het Indische avontuur van mijn opa altijd twijfelachtig geklonken. Als we op de barrière klommen voor Mandela tijdens de vrijheidsstrijd in Zuid-Afrika en een vormende hand hebben gehad in de oprichting van het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag, sturen we in een wederopbouwperiode 140.00 militairen naar het buitenland? Waarom is er nooit opheldering gekomen over de rol van ons land in moordpartijen? En waarom is er tot op heden geen enkele militair ter verantwoording geroepen?
Ik kan me voorstellen dat zaken die gevoelig liggen bij een deel van de bevolking soms niet de politieke aandacht krijgen die ze verdienen. Maar met het overlijden van de legerleiding die toentertijd de beslissingen nam, is een nieuw tijdperk aangebroken. Mijn oom zij ooit: we dragen geen verantwoordelijkheid voor de daden van onze ouders. Dat klopt. Maar dat ontslaat ons niet van onze plicht om de waarheid boven water te krijgen. Ook als dat een ongemakkelijk gevoel met zich meebrengt.
Ik kijk met een afstand naar de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en zit met onbeantwoorde vragen. Was al dat oorlogsgeweld nuttig? Was het noodzakelijk? Dit is het moment om ons daar over te buigen. Had mijn opa iets om zich voor te schamen?
One World