De Molukker die ministers kon ompratenRitz Mual (1930-2015) hing het ideaal aan van een vrije Molukse republiek, maar voelde zich ook thuis in de vrijgevochten wereld van de sociale academie.
Dirk Vlasblom 2 januari 2016
foto's anpMolukkers hebben waardering voor vechters, en Ritz Mual was er een. Hij diende niet, zoals zijn vader, in het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL). Hij vocht ook niet met de wapens voor een vrije Republiek der Zuidelijke Molukken (RMS), hoewel hij dat ideaal bleef toegedaan. Hij deed evenmin mee aan treinkapingen en gijzelingen, al had hij sympathie voor de jongeren die in de jaren zeventig naar dit middel grepen. Ritz vocht met het woord. Voor de Molukse gemeenschap was hij ‘doctorandus Mual’, die het aan de onderhandelingstafel opnam tegen ministers en hoge ambtenaren, en daarbij steeds iets uit het vuur wist te slepen.
Neem de strijd om het woonoord Lunetten, bij Vught. In dit gewezen concentratiekamp was in 1951 een deel van de gedemobiliseerde Molukse KNIL-soldaten gehuisvest. Toen Den Haag een kwart eeuw later besloot dat het maar eens afgelopen moest zijn met die ‘Molukkerskampen’ en dat de bewoners moesten verhuizen naar gewone wijken, kwam Lunetten in opstand. Voor de gewezen KNIL-soldaten leek het barakkenkamp op een tangsi (kazerne) en dat onderstreepte voor hun gevoel de tijdelijkheid van hun verblijf in Nederland. Voor hun kinderen, die in Lunetten waren geboren en getogen, was het woonoord hun thuis geworden en bood het met de omringende bossen en heidevelden een grote vrijheid die ze niet kwijt wilden.
Ritz Mual, toen voorzitter van het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers, nam het op voor de bewoners en won het vertrouwen van de hoogste ambtenaar die met de zaak was belast. Die kreeg op zijn beurt de minister van CRM, Til Gardeniers, zover dat er uiteindelijk nieuwe huizen verrezen in Lunetten. Zo vocht Ritz.
Vader Mual, sergeant eerste klas in het KNIL, en zijn oudste kinderen waren geboren in de kampong Aboru op het Molukse eiland Haruku. Ritz kende de Molukken alleen van verhalen. Hij werd geboren op 9 maart 1930 in het Oost-Javaanse garnizoensstadje Malang. KNIL-families waren koningsgezind en hij kreeg de voornamen Maurits Frederik (zijn moeder heette Wilhelmina en een zus heet Emma). Mual senior speelde viool, was dirigent van het KNIL-orkest en liet zijn kinderen muziekles nemen. Ritz koos voor de piano. Dat instrument speelt een hoofdrol in Izak, het Ambonese sprookje dat P.F. Thomése schreef op basis van jeugdherinneringen van Ritz, zijn schoonvader.
Toen Mual senior tijdens de zeereis naar Nederland werd gedemobiliseerd was Ritz net 21. Het gezin belandde eerst in het kamp Snodenhoek bij het Gelderse Elst. Ritz vertelde later dat Mual senior in het kamp amok maakte en dat het gezin toen werd verdeeld over andere kampen. Ritz kwam terecht in Marum, Groningen. Van daar uit maakte hij de protestantse hbs af in de stad Groningen. Later ging hij sociologie studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar hij zijn Nederlandse vrouw ontmoette.
Ritz was heel vasthoudend, hij was een echte vechterMet zijn academische graad behoorde Ritz tot de kleine groep hoogopgeleiden onder de Molukkers in Nederland. Als docent aan de sociale academie in Culemborg had hij veel Molukse studenten. Maar hij ging pas een hoofdrol spelen toen hij in 1976 voorzitter werd van het Inspraakorgaan Welzijn Molukkers.
Henk Smeets, de hoogste ambtenaar bij dit Molukse adviesorgaan, heeft erop gewezen dat Ritz in twee werelden leefde. Aan de ene kant was hij aanhanger van de RMS en vicevoorzitter van de Molukse eenheidsbeweging Badan Persatuan. Maar hij voelde zich ook thuis in het vrijgevochten milieu van de sociale academie. In het Inspraakorgaan wist hij die twee lijnen te combineren: strak in de leer, soepel in de praktijk. Smeets: „We wisten ongeveer waar het Ritz om ging: geen assimilatie, maar emancipatie.”
PvdA-politicus John Lilipaly, indertijd vicevoorzitter van het Inspraakorgaan: „Ritz was heel vasthoudend, hij was een echte vechter. In de omgang met bewindslieden zei hij steeds: ‘beloofd is beloofd’. Dat was lastig, maar het dwong ook respect af.”
Mual kon zo nu en dan ook heel fel uit de hoek komen, zegt Smeets. „Zo beschuldigde hij Nederland eens van ‘etnische genocide’. Hij vond dat de assimilatiepolitiek van Nederland ertoe leidde dat mensen hun eigenheid kwijtraakten.”
„Vader was voor integratie met behoud van identiteit, dat was zijn mantra”, vertelt dochter Makira. „Je moest hier in Nederland je kansen grijpen en zorgen dat je mee kon komen, maar je moest tegelijkertijd jezelf blijven. Ik vond dat altijd een beetje een spagaat. Ik heb er nooit helemaal mijn vinger achter gekregen wat voor hem nu het allerbelangrijkst was. Hij had het eigenlijk nooit over pulang, teruggaan. Hij is ook nooit terug geweest. Wat had hij daar ook? Waar het hem vooral om ging was dat er hier naar je geluisterd wordt. In deze samenleving.”
NRC