Moluks hart13-02-2016 Mannus van der Laan Plus
Marcus Hiariej en zijn familie. FOTO CORNÉ SPARIDAENSHet is 65 jaar geleden dat 4000 KNIL-militairen en hun gezinnen van de Molukken naar Rotterdam werden verscheept, op dienstbevel van Nederland. Een van hen was sergeant Marcus Hiariej. Zijn familie woont in Appingedam. Drie generaties vertellen wat het anno 2016 betekent om Molukker te zijn.
Jacomina Leirissa (75), gepensioneerd:,,Ik ben geboren in Nusalaut op Ambon. Mijn ouders hadden een mooi huis vlakbij het strand. Van kleins af aan gingen we 's morgens vaak zwemmen in zee. Het was prachtig.
Mijn vader was KNIL-sergeant. Ik weet me te herinneren dat hij eerst werd opgeroepen naar Java te gaan en later naar Borneo. In 1951, toen ik 10 jaar was, moesten we ineens naar Nederland. De reis met De Grote Beer duurde ongeveer een maand en verliep wel prettig.
Mijn vader was een echte militair. Op het schip had hij zijn uniform nog aan. Toen we aankwamen hoorden we ineens dat hij geen militair meer mocht zijn. Zijn uniform moest hij inruilen voor gewone kleren. Dat was toch gek! Van de ene op de andere dag kreeg hij geen soldij meer, maar zakgeld. 3 gulden per volwassene, 2 gulden per kind in de week. Dat was niet eerlijk. Zo denk ik er nog steeds over. Ze hadden hem op zijn minst als militair moeten doorbetalen.
Eerst kwamen we terecht in Schattenberg. Het kamp was heel groot. Er stonden 85 van die lange barakken met grote keukens. Buiten kon je de rails zien liggen waarover de joden in de oorlog met de trein naar Auschwitz waren vervoerd. Daar krijg ik nog steeds de rillingen van.
Doordeweeks ging ik elke ochtend met een speciale bus naar de huishoudschool in Beilen, waar ik onder meer Nederlands moest leren koken. Aan het eind van de middag bracht deze ons weer terug naar de barakken. Na Schattenberg ging ik met mijn man, met wie ik ondertussen was getrouwd, naar de Carel Coenraadpolder bij Finsterwolde. Dat kamp was veel kleiner.
Toen kregen we een huis in Appingedam. In de Adamistraat was het erg gezellig. Bij grote Molukse feesten wordt altijd samen gekookt, tot op de dag van vandaag.
Ik heb me altijd Moluks gevoeld en Damster natuurlijk. Maar ik heb nooit teruggewild naar de Molukken. We hadden immers onze kinderen en veel familie in Nederland. Sommige anderen wel, vooral als ze oud waren. Lang niet iedereen heeft daar echter zijn draai kunnen vinden. Sommige wisten ook niet wat ze er zouden aantreffen.
Ik ben er wel vaak op vakantie geweest. Naar mijn eigen eiland, zo voelde dat. Het was mooi. Maar je moet eerlijk wezen. Ik ben daar geboren, maar hier grootgebracht. Als je terug wilt, hou je jezelf voor de gek. Wat moet je daar doen? Mijn man had eerst wel plannen op het eiland Ceram een autogarage te beginnen. Helaas is het niet van de grond gekomen.
Toch laat het me niet los dat het gemeen is wat Nederland ons heeft aangedaan.''
Alison Benedick (46), medisch maatschappelijk werker in het UMCG in Groningen:,,In de Adamistraat heb ik een leuke jeugd gehad. Er was een dorpse sfeer. We deden ontzettend veel samen in de Molukse wijk. Het hoorde ook bij die tijd. Het geloof is voor ons altijd een grote houvast geweest. Nu is het veel individueler, ook in de Molukse gemeenschap. Toen heerste er meer een wij-gevoel.
Ik heb me altijd Moluks gevoeld, maar heb wel van beide culturen iets opgestoken. Mijn grootouders en ouders stonden altijd open voor de Nederlandse cultuur en ik ging ook met blanke kinderen om. Wat ik prettig vind aan de Molukse cultuur is de saamhorigheid die er heerst.
Van mijn grootouders heb ik meegekregen dat je jezelf moet ontwikkelen. We hebben er niet voor gekozen om naar Nederland te gaan en te blijven, maar als dit het lot is van de Molukse bevolking moet je er iets van maken. In Nederland krijg je veel kansen, bijvoorbeeld om te studeren. Die moet je grijpen. Aan de andere kant is me ook bijgebleven dat je nooit moet vergeten waar je vandaan komt, wat de geschiedenis van je volk is en dat je iets kunt betekenen voor de gemeenschap.
Ten tijde van de Molukse gijzelingen in de jaren zeventig was ik nog kind. Ik heb er wel wat van meegekregen. Een neef van ons was er ook bij betrokken. Opa legde ons uit dat de Molukse jongens vooral hebben gereageerd op het verdriet en de machteloosheid van hun ouders. Maar hij vertelde ook dat het niet de manier was om er zo uiting aan te geven.
Zelf kan ik het beter relativeren. Toen de Molukkers hier vlak na de oorlog kwamen, was het natuurlijk voor de Nederlanders ook niet zo'n beste tijd. Er was veel armoede. Toch blijft het sneu voor de eerste generatie. Er zijn beloftes gedaan die niet zijn waargemaakt. Maar persoonlijk voel ik me niet tekortgedaan. Ik heb me ook nooit gediscrimineerd gevoeld. Eerder ben ik trots op wat ik heb bereikt.
Ik ben met een blanke Nederlander getrouwd, samen hebben we drie kinderen. Ik hou nog steeds Molukse gebruiken in ere. Toch eten we niet meer elke dag rijst, zoals bij mijn ouders thuis. Wij hebben van alles op tafel, van stamppotten tot Italiaans, net zoals andere mensen van onze leeftijd.
In augustus gaan we weer naar de Molukken op vakantie. Ik ben er al vier keer geweest. Mijn moeder komt van Nuselaut en mijn vader van Ceram. Daar staat het familiehuis van mijn opa. Een stenen huis met een grote tuin eromheen. Mijn ouders hebben veel gedaan om het op te knappen. Als we op vakantie gaan, logeren we daar.
Ik voel me er zeer thuis. Wel horen ze meteen dat ik uit Nederland kom. De eerste generatie heeft de Molukse taal – de Melaju Pasar - meegenomen, die daar toen werd gesproken. Wij hebben dat gemengd met Nederlandse woorden. Op de Molukken spreken jongeren Bahasa Indonesia.
Ik zou er op dit moment niet voorgoed heen willen gaan, hoewel je nooit weet hoe je toekomst eruit ziet. Het grappige is dat mijn man er wel zou willen wonen. Als wij er zijn is het voor ons ook vakantie. Dat is anders. Nu heb ik samen met mijn man en kinderen een leuk leven in Nederland. Stel, dat we toch ooit naar de Molukken zouden vertrekken, dan wil ik er wel een zinvol bestaan leiden.''
Najat Zrigou (24), wil een schoonheidssalon beginnen:,,Ik heb een Marokkaanse vader en een Molukse moeder. Mijn zoontje Mason (2) draagt zelfs vier culturen in zich, want zijn vader is Nederlands-Indisch.
Ik ben opgegroeid in de Adamistraat, waar ik nu met Mason op mezelf woon. Ik was altijd met Molukse vriendjes en vriendinnetjes, maar ook met Nederlandse. Die kwamen graag bij ons over de vloer.
Ik voel me niet méér Moluks dan Marokkaans. Wel ben ik Moluks opgevoed. Dat betekent dat ik groot ben geworden met de Molukse regels. Ook spreek ik Maleis. Dat kunnen lang niet alle Molukkers van mijn leeftijd zeggen. Veel van mijn neefjes en nichtjes in Appingedam kunnen wel Maleis verstaan, maar niet praten. Van mijn vader heb ik ook Arabisch meegekregen. Dat kan ik alleen verstaan. Dat komt omdat ik bij mijn moeder ben opgegroeid.
Met mijn zoontje probeer ik ook zoveel mogelijk Maleis te praten. Het is belangrijk dat hij dat meekrijgt, anders verwatert het. Hij behoort tot de vijfde generatie. Als hij het niet leert, dan stopt het.
Mijn vader is moslim. Dat betekent dat de kinderen dat ook automatisch zijn. Ik heb er zelf een paar jaar geleden bewust voor gekozen om christelijk te worden.
Ik ben ook met mijn zoontje op Ceram geweest. Ik voelde me meteen thuis. Als ik ooit miljonair zou worden, zou ik daar de hele winter blijven en alleen maar in de zomer hier komen. Er heerst een relaxte sfeer. Nederland is een robotland. En ik hou heel erg van het klimaat. 's Winters krijg ik hier bijna een depressie. Het eten vind ik ook lekker. Het is wel vaak hetzelfde. Op den duur was ik die vis wel zat. Ik weet nog dat ik mijn moeder heb gebeld en gezegd: ‘Zodra ik thuiskom wil ik chili con carne met veel vlees.'
Mijn streven is nu er om de twee jaar heen te gaan. Via Facebook heb ik contact met mijn nichtjes daar. We sturen elkaar sms'jes en foto's. Elke keer vragen ze hoe het met Mason gaat. Dankzij de sociale media heb ik nog vaker contact met mijn familie op de Molukken dan mijn ouders en grootouders hebben.
Het grappige is dat veel mensen die me niet kennen me inschatten als Surinaams of Antilliaans. Toen deze straat een paar jaar geleden werd vernieuwd, hoorde ik een oudere Nederlander roepen: ‘Die Molukkers hebben een dikke nieuwbouwstraat gekregen. Dat krijgen wij niet eens!' Ik heb meteen geantwoord: ‘Het is niet eerlijk dat u dat zegt.' Dan begin ik over vroeger en kom ik op voor de eerste generatie.
Op mijn onderarm heb ik een tattoo laten zetten van een portret van mijn opa en oma, toen zij 16 jaar was en zwanger van haar eerste kind. Die heb ik in Bremen laten tatoeëren vlak nadat mijn opa was overleden, twee maanden voor de geboorte van mijn eigen zoon. Ik wilde een aandenken van hem. Mason heb ik ook naar hem vernoemd. Het is niet te geloven: mijn opa at nooit aardappels. Nou, deze kleine meneer lust ze ook niet!''
Op mijn andere arm heb ik een tattoo van een eenhoorn. Het poeder van de hoorn werd op de Molukken gebruikt om mensen te genezen. Mijn opa was medicijnman. Als wij vroeger kiespijn hadden, gingen we naar hem toe. We moesten kruiden slikken en dan ging de kiespijn over. Als we buikpijn hadden, kauwde mijn opa op een mengsel met gember. Dan moest je je truitje omhoog doen en smeerde hij dat op je blote buik. Als er dan toevallig een Nederlands vriendinnetje op bezoek was, dan reageerde ze heel verbaasd: ‘Wat is dat nou?!'''
Martin Salakory (50), casemanager GGZ Drenthe:,,Ik ben met de Molukse normen en waarden opgegroeid. En de verantwoordelijkheden die daarbij horen: je spreekt de Maleise taal en hebt respect voor je familie. Wij noemen oudere bekenden oom en tante, wat te vergelijken is met meneer en mevrouw. Dat is uit respect, omdat ze ouder zijn. Maar ook uit betrokkenheid.
Ik ben dol op rijstmaaltijden. Als ik aardappelen heb gegeten, ga ik dezelfde dag nog naar mijn schoonmoeder om in de magnetron wat rijst op te warmen. Ik moet dagelijks even rijst eten.
Muziek is eveneens belangrijk voor Molukkers. De teksten zijn belangrijk. Die hebben altijd met het verleden te maken: met de gedwongen komst van de Molukkers naar Nederland. Dat de eerste generatie die hier kwam ouders en roots op de Molukken heeft moeten achterlaten.
Ik word nog steeds boos als ik verneem dat mensen deze geschiedenis niet kennen. Jonge Nederlanders krijgen er niks meer van mee. Dat vind ik erg jammer. Ik vind het niet kunnen. Waarom? Je kunt Molukkers niet vergelijken met andere groepen allochtonen. Wij zijn hier niet gekomen omdat mijn ouders het hier zo leuk vonden. Ze hadden geen keus. We zijn hier wel geïntegreerd. Er wordt altijd gedacht dat Molukkers het hier goed hebben, maar dat is de buitenkant.
De idealen die veel jongeren hadden in de jaren zeventig, worden nog steeds door veel Molukkers gekoesterd. Ook door mij. Ik hoop dat er ooit sprake zal zijn van een vrije Molukken.
Ik wil ook niet tot mijn 67ste hier blijven werken. Tot mijn 60ste vind ik het wel mooi geweest. Dan wil ik op de Molukken iets gaan doen.
Ik mis iets in Nederland. Dat komt omdat een deel van mijn familie daar nog woont. Molukkers hebben de plicht om er te zijn voor elkaar. Deels kun je dat hier kwijt. Op de Molukken staat onze ouderlijke woning, waar nu mijn oom, neven en nichten wonen. Zo'n ouderlijk huis hebben de meeste Nederlandse Molukse families.
Molukkers in Nederland hebben allemaal een band met elkaar. Ze herkennen elkaar al van verre. Ik ken alle Molukse wijken, van Den Helder tot Maastricht. Als er wat gebeurt met een familielid of kennis, ga ik er gelijk naartoe. Lief en leed wordt nog altijd gezamenlijk gedeeld.
Een Molukker loop je nooit zomaar voorbij, ook al ken je hem niet. Dan loop je naar hem toe en maak je contact in het Maleis. Je zegt ‘Bangsa' – ‘Je bent Molukker' en vraagt van welke kampong op Ambon hij afkomstig is. Soms nodig je elkaar uit om wat te eten en te kletsen. We zijn een grote familie, die verspreid is over heel Nederland.''
Het gezin HiariejHet gezin van sergeant Marcus Hiariej (1917-1993) werd opgevangen in woonoord Schattenberg in Westerbork en vervolgens in een barak in de Carel Coenraadpolder. Daarna werden ze ondergebracht in de Adamistraat in Appingedam, de eerste Molukse wijk van Nederland. Hiariejs dochter Jacomina Leirissa (75) woont er nog steeds, evenals de aangetrouwde kleinzoon Martin Salakory (50) en achterkleindochter Najat Zrigou (24) met haar 2-jarig zoontje Mason. Kleindochter Alison Benedicq (46) woont elders in Appingedam, maar komt er nog geregeld.
Molukkers in GaasterlandTussen 1954 en 1969 was op het terrein van de Wyldemerk aan de weg Balk – Koudum een kamp gevestigd, waar enkele honderden Molukkers verbleven. Omdat het niet de bedoeling was om de Molukkers te laten integreren, werden allerlei complexen zoals kazernes, kloosters, gevangenissen en zelfs oude concentratiekampen (Vught en Westerbork) geschikt gemaakt voor bewoning.
Mensen werden willekeurig verspreid over het land, waardoor families soms ver uit elkaar kwamen te wonen. Er werd geen rekening gehouden met verschillen in godsdienst en herkomst, zodat Islamieten en Christenen, Noord- of Zuid-Molukkers en Ambonezen door elkaar werden gehuisvest. Het overgrote deel van de Molukkers was christen. Maar een klein deel, ongeveer tachtig gezinnen en een aantal vrijgezellen, was Islamitisch en raakte verspreid over een twintigtal kampementen. Na verloop van tijd gaf dat spanningen.
Voor deze groep werd de Wyldemerk aangewezen als woonoord. Op 21 december 1954 kwamen de eerste bewoners: 23 gezinnen en een paar vrijgezellen. Een jaar later was het bewonersaantal al uitgebreid tot 315 personen. Zo'n 90 procent van de Islamitische Molukkers zou uiteindelijk naar Gaasterland komen. In 1969 ging de Wyldemerk dicht.
Dagblad van het Noorden