Indonesië is prooi geworden van extremistenGepubliceerd op 18 april 2016 - 13:55
Laatste update: 18 april 2016 - 14:57 Mark van Harreveld
Foto: © ReutersIndonesië was ooit het schoolvoorbeeld van een islamitisch land met een stabiele democratie, maar het land lijkt steeds meer ten prooi te vallen aan radicaal islamitische groeperingen.
Vrouwen die een maagdelijkheidtest moeten ondergaan om bij de politie of in het leger te mogen, stokslagen voor homoseksuelen, brandende kerken en bezoekers van een punkconcert die kaalgeschoren en opgesloten worden in een heropvoedingskamp waar ze verplichte Koranles krijgen. Wat klinkt als Egypte of het doorgedraaide Tsjetsjenië van Ramzan Kadyrov, is bizar genoeg het Indonesië van de 21ste eeuw.
Inderdaad. De gordel van smaragd, het eilandenrijk dat zo lang te boek stond als een land dat een grote islamitische bevolking van zo'n 200 miljoen zielen combineert met een tolerante en multireligieuze maatschappij. Dat beeld was al geruime tijd aan het kantelen, maar nu lijkt het moment daar dat het beeld drastisch is bijgesteld. In toenemende mate worden andersdenkenden en andersgelovigen geterroriseerd door een radicaliserend islamistisch umfeld en wat veel erger is: de centrale regering in Jakarta lijkt het allemaal koud te laten. Sterker nog, de overheid legt radicaal islamistische groeperingen vaak geen strobreed in de weg.
En het begon allemaal zo veelbelovend. In theorie dan. De Republiek Indonesië werd bij haar oprichting vormgegeven aan de hand van vijf filosofische principes, de Pancasila. Die verwijzen naar ''moreel juist'' en ''rechtschapen'' gedrag. En hoewel deze principes, die overigens gemodelleerd zijn naar de ethische code van het boeddhisme, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is in de context van de huidige intolerantie het vijfde principe de moeite waard om te citeren: “Geloof aan God. De Indonesische staat moet een staat zijn waar elk individu in vrijheid tot zijn God kan bidden. Zonder religieuze ijverzucht, het belijden van elke godsdienst. Met wederzijds respect.”
Nou, mooi niet dus. De afgelopen jaren zakt Indonesië steeds verder weg in een klimaat van religieus radicalisme en onverdraagzaamheid waarbij streng islamistische groeperingen terreur uitoefenen tegen andersdenkenden. De als altijd obstinate provincie Atjeh was de eerste om de Pancasila officieel en expliciet bij het grofvuil te zetten. Na een langdurige oorlog gevolgd door de tsunami van 2004 kreeg de opstandige provincie een speciale status. Prompt werd de sharia ingevoerd. Om 10 jaar later uitgebreid te worden met twee canonieke wetten zodat ook de niet-moslims onder de shariawetgeving vallen.
Maar het broeide natuurlijk al langer in de multireligieuze Indonesische samenleving. Denk aan de Molukken die tussen 1999 en 2004 het toneel waren van zeer bloedige conflicten tussen moslims en christenen met 10.000 doden en 100.000 ontheemden als gevolg. Of de bloedige bomaanslagen die al-Qaeda in 2002 en 2005 pleegde op Bali en in Jakarta. Aanslagen die weliswaar de meeste aandacht kregen, maar zeker niet de enige in hun soort waren en al helemaal niet de eerste. Tussen 2000 en 2005 bezorgden ook home-grown terreurgroepen als Jemaah Islamiyah en Laskar Jundullah Jakarta flinke kopzorgen met een reeks bomaanslagen (onder andere op de Australische ambassade) en Indonesië raakte, daarin een flink handje geholpen door Australië, verzeild in een heuse war on terror. Die was, wegens succes van de opsporingsdiensten, tijdelijk wat onder de radar gezakt, maar staat weer bovenaan de nationale agenda na de aanslag in Jakarta door IS in januari.
En hier belandt Indonesië in een bizarre en lastig te verklaren spagaat. Aan de ene kant bestrijdt Jakarta islamistische terroristen, aan de andere kant tolereert of schept ze juist een klimaat waarin soennitisch extremisme tot bloei komt, zich steeds nadrukkelijker in het publieke domein manifesteert en op haar beurt weer een vruchtbare voedingsbodem vormt voor de terroristen die de staat beoogt te bestrijden.
Ook onder de in 2014 gekozen regering van president Joko Widodo is het verder bergafwaarts gegaan met de tolerantie in de Indonesische samenleving. En niet alleen in relatieve backwaters als Atjeh, Kalimantan en de Molukken, maar in het hele land. Pregnant voorbeeld is de geest van extreme homofobie die door Indonesië rondwaart. Een greep uit recente gebeurtenissen: berichtendiensten WhatsApp en Line moesten van de overheid emoji's schrappen van twee mannen of twee vrouwen die elkaars hand vasthouden; demonstraties van homorechtenorganisaties in Jogyakarta worden verboden; na demonstraties van islamistische knokploegen sluit de politie een kostschool omdat daar ook transseksuelen komen; de uitzendcommissie KPI verbant travestieten en ''vrouwelijke mannen'' van televisie; de minister van Defensie noemt homo's ''een grotere bedreiging dan kernwapens''; paramilitairen van Forum Umat Islam demonstreren tegen de ziekte homofilie; de minister van Hoger Onderwijs verklaart dat homoseksuelen niet thuishoren op de universiteit; en het parlement wil websites verbieden die het onderwerp bespreken.
Maar de Indonesische overheid neemt ook religieuze groeperingen op de korrel. Volgens Human Rights Watch is Jakarta medeschuldig aan de gewelddadige verdrijving in januari van zo'n 7.000 leden van de religieuze groep Gafatar in West- en Oost-Kalimantan door etnische Dajaks en Maleiers. Gerakan Fajar Nusantara is een religieuze groepering met zo'n 55.000 leden die elementen van islam, het christendom en het jodendom combineert. Pure blasfemie dus. Aan de pogrom, die plaatsvond onder het toeziend oog van de politie, ging een felle hetze in de pers vooraf. Op 14 januari liet de Indonesische minister van Binnenlandse Zaken de kantoren van Gafatar sluiten, in maart verbood de overheid per decreet alle activiteiten van de organisatie met een beroep op de Wet tegen Godslastering om ''de religieuze harmonie te bewaren''.
Die Wet op Godslastering (op grond waarvan de leider van Gafatar in 2012 voor vier jaar de cel in moest) dateert uit 1965 en is niet alleen een dankbaar instrument in handen van de overheid, ze verschaft islamistische knokploegen en paramilitairen ook de wettelijke legitimatie om ''afvalligen'' aan te pakken, zoals de islamitische stroming Ahmadiyah, die sinds 2005 het doelwit van deze geloofsijver is. Maar ook in de rechtszaal wordt steeds vaker naar deze wet gegrepen om religieuze minderheden aan te pakken. Het afgelopen jaar werden 11 rechtszaken gevoerd wegens godslastering, in de hele periode tussen 1965 en 1998 waren dat er minder dan 10.
President Widodo zwijgt intussen in alle talen, ondanks dat religieuze verdraagzaamheid één van de speerpunten in zijn verkiezingscampagne was. Ook christenen moeten het ontgelden in het Indonesië van Widodo. Kerken moeten officieel om toestemming vragen om diensten te mogen houden, de voorwaarden zijn echter streng en de procedures zijn lang. Bouwvergunningen worden nauwelijks nog afgegeven, eind vorig jaar staken leden van de Aceh Singkil Islamitische Jeugdbeweging op Atjeh nog een kerk in brand waarna meer dan 4.000 mensen de wijk namen naar de aangrenzende provincie Noord-Soematra, in West-Papua steken zeer actieve moslimmilities huizen van katholieke Papoea's in brand. Ook hier is de lijst lang en ontmoedigend. Ook hier staat Jakarta erbij en kijkt ernaar of doet actief mee.
Vanuit een drietal invalshoeken kan een verklaring gezocht worden voor het ambivalente gedrag van Jakarta. De eerste is eenvoudig: sinds het vertrek van Soeharto (1921-2008) en het begin van de reformasi heeft de centrale overheid veel aan invloed moeten inleveren. Gouverneurs, commissarissen en plaatselijke bestuurders kunnen daardoor vaak ongestoord hun gang gaan – met zwijgende instemming of actieve medewerking vanuit hun gemeenschappen. Niet zelden overigens passen dergelijke privé-initiatieven, voor zover ze niet al te veel de aandacht van het buitenland trekken, in het straatje van de overheid. Toen de bom in de Molukken barstte deed de overheid niets om de influx van jihadisten vanuit Java naar de eilanden te stoppen. Alleszins begrijpelijk, Jakarta heeft nog heel wat appeltjes te schillen met de Molukken en blijft op haar hoede voor separatistische tendensen van de RMS. Die angst voor separatisme is wellicht ook een reden dat het leger in Papoea brandschattende moslimmilities geen strobreed in de weg legt. Het leger vecht al decennialang tegen de guerrilla's van de Organisasi Papua Merdeka die voor een onafhankelijk Papoea strijden. En als milities dan met hun actieve islamisering en straatterreur het leger de helpende hand bieden, why refuse the offer?
Widodo speelt met vuur. Naar de buitenwereld toe war on terrortje spelen, maar thuis de religieuze onverdraagzaamheid midden op tafel laten dansen. Hoe 's mans agenda er ook uitziet (gesteld dat hij er een heeft), dat gaat geheid een keer echt mis. Een religieus conflict is niet alleen uiterst besmettelijk en hardnekkig, net als een burgeroorlog grijpt het als vuur om zich heen, loopt het onomkeerbaar uit de hand en krijgt het een eigen dynamiek die niet meer te sturen is. Dat risico lopen in een land met ruim 256 miljoen inwoners, is roekeloos.
Mark van Harreveld is historicus, afrikanist, journalist en biograaf (www.tijdboek.nl).Zaman Vandaag