Eerbetoon Defensie voor Molukse KNIL-militairenHOME
Gert Jan Rohmensen– 12:01, 30 oktober 2017
Een groepsfoto van een aantal KNIL-militairen. Foto Verzetsmuseum TRbeeldDe laatste nog levende Molukkers die voor Nederland hebben gevochten in het koloniale leger in Indonesië, krijgen een eerbetoon van Defensie.
De groep van ongeveer honderd oud-militairen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) zal op 21 november officieel worden ontvangen op landgoed De Zwaluwenberg bij Hilversum. De bijeenkomst is georganiseerd door Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht Hans van Griensven, tevens Inspecteur der Veteranen.
Van Griensven raakte betrokken bij de kwestie na een bericht op de facebookpagina van de Stichting Maluku4Maluki vorig jaar zomer, waarin ongenoegen wordt geuit over het gebrek aan erkenning voor deze veteranen, zegt een woordvoerder van het ministerie van defensie. “De Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht las dat, voelde zich verantwoordelijk en wilde er iets aan doen. Hij is met de stichting in gesprek gegaan over een manier om die erkenning vorm te geven.”
OnderscheidingenTijdens de bijeenkomst op 21 november zal onder andere worden bekeken of de oud-militairen van het KNIL de onderscheidingen hebben gekregen die ze verdienen. Ook zal Defensie nagaan wie er recht heeft op de veteranenstatus en de veteranenspeld.
"Sommigen hebben die status al aangevraagd, anderen niet. Daar zullen we hen bij helpen", zegt de defensiewoordvoerder. "Ook gaan we volgend jaar extra aandacht voor hen vragen tijdens de Landelijke Veteranendag, waaraan zij ook als groep kunnen deelnemen.” Door de status als veteraan kunnen de oud-militairen bijvoorbeeld een jaarlijkse reünie organiseren.
Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) bestond formeel tussen 1830 en 1950. In de Tweede Wereldoorlog verdedigden de militairen de kolonie tegen Japan en vochten nadien tegen Indonesische onafhankelijkheidsstrijders die zich wilden losmaken van Nederland. Die strijd was in feite een militaire interventie die door de toenmalige regering ‘politionele acties’ werd genoemd. Toen Indonesië na de oorlog onafhankelijk werd, werden de Molukse militairen in 1951 overgebracht naar Nederland.
Financiële noodHier wachtte hen geen warme ontvangst. Ze raakten vaak in financiële nood doordat ze geen veteranenpensioen ontvingen en soms ook niet alle soldij kregen uitbetaald. Vertegenwoordigers van de veteranen hebben jarenlang onderhandeld met de Nederlandse regering over genoegdoening (zie kader). Die kwestie staat los van de eer die Defensie hun nu wil bewijzen.
Het eerbetoon staat volgens de defensiewoordvoerder niet op gespannen voet met het vier jaar durende historische onderzoek door drie Nederlandse instituten naar het geweldsgebruik tijdens de naoorlogse dekolonisatie. “Dat het zo kan zijn dat er veteranen bij zijn die zich niet goed hebben gedragen is denkbaar, maar dat kan ook gelden voor andere veteranen", aldus de woordvoerder. "Waar het hier om gaat is dat zij zich met gevaar voor eigen leven hebben ingezet voor de veiligheid van het koninkrijk, in opdracht van de toenmalige regering. Daar kijken we nu natuurlijk anders naar, maar dat staat los van eventuele onderzoeken nu zeventig jaar na dato. Overigens is dit onderzoek niet gericht op het gedrag van individuen.”
In De Telegraaf stelt Leo Reawaruw van de actiegroep Maluku4Maluku dat de Ambonezen zich vaak een vergeten groep voelen. “De KNIL-militairen hebben voor het vaderland gevochten, maar kregen nooit de waardering waarop ze recht hebben. Dit is een stap naar totaal eerherstel en erkenning."
Backpay-regeling
In november 2015, zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, werden de toenmalige staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) en het Indisch Platform het eens over de uitbetaling van de achterstallige salarissen van ambtenaren en militairen tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Daarover was negentien jaar lang onderhandeld tijdens wat de 'backpay-discusie' is gaan heten.
In de financiële regeling werd afgesproken dat de naar schatting 1100 mensen die toen nog in leven waren 25.000 euro netto per persoon uitgekeerd kregen. Nabestaanden zoals weduwen en kinderen kwamen niet in aanmerking voor de vergoeding, wat leidde tot veel boze reacties. De teneur was dat de Nederlandse staat te laat met te weinig over de brug kwam.
"Wat een schande! Zeventig jaar wachten tot de belanghebbenden er bijna niet meer zijn om dan alsnog 'een gebaar' te maken", schreef een nabestaande destijds op de facebookpagina van het Indische Platform. "Mijn gezagsgetrouwe en aan vorst en vaderland loyale vader draait zich om in zijn graf."
Het Indisch Platform sprak toen juist grote waardering uit voor Van Rijn, omdat hij een lastige kwestie had opgepakt die zijn voorgangers liever voor zich uit schoven. "Hij heeft Niod-onderzoekers samengebracht, en zich heel kundig laten informeren. Toen bleek dat deze zaak toch iets anders in elkaar stak dan zijn voorgangers altijd deden voorkomen. Daar hebben wij grote bewondering voor”, zei Anton te Meij, woordvoerder van het platform, in 2015.
Trouw