Kunstenaarshuizen
Stilletjes dromen van meer grandeur voor Louis CouperusZe zijn alleen in de zomer geopend, of op afspraak. Een rondgang langs kleine musea, gewijd aan kunstenaars.
Deel 8 (slot): het Louis Couperus Museum in Den Haag.
Tekst: Truus Ruiter
Foto: Marijn Beekman
In een vitrine de roze smoking van Couperus in de achterkamer van het museum.
"Als ik iets ben, ben ik een Hagenaar". Het lag niet in de aard van de reislustige Louis Couperus (1863-1932) zijn geboortestad te verloochenen, zoals hij nu in de ogen van zijn fans wordt verloochend door Den Haag. Neerlandica Caroline de Westenholz, bestuursvoorzitter van het Louis Couperus Museum, kan zich flink opwinden over de desinteresse voor de grote schrijver, ook bij het ministerie van OCW. "Zijn werk zou elitair zijn. Een land dat zich schaamt voor zijn elite, dát is pas decadent."
"Er wonen hier in de stad zoveel buitenlanders,
expats, die door het lezen van bijvoorbeeld Couperus dit land beter zouden leren kennen. Waarom worden zijn boeken hier niet in het Engels beschikbaar gesteld?" Haar mening wordt gesterkt door een recente opmerking in
NRC Handelsblad van vertaler Farooq Khalid die Couperus in het Urdu vertaalt. Khalid vindt Couperus 'prachtig, een groot verhalenverteller'. Door hem te lezen leer je de mentaliteit en de geschiedenis van de Nederlanders begrijpen, zegt ook Khalid.
Maar het levendig houden van het culturele erfgoed van een van Neerlands grote, internationale schrijvers is al sinds jaar en dag in handen van liefhebbers die op vrijwillige basis een klein museum draaiend houden. De benedenverdieping van Javastraat nummer 17 vond zijn eervolle bestemming in 1996, toen de daar gevestigde galerie ter ziele was en men zich het hoofd brak over een passende invulling van deze ruimte die had toebehoord aan Albert Vogel, voordrachtskunstenaar met een groot Couperus-repertoire. Toen zijn stiefdochter (en erfgenaam) Caroline de Westenholz ter ore kwam dat het Louis Couperus Genootschap een museum ambieerde, was haar besluit snel genomen.
Bij de restauratie kwam het oude stucplafond tevoorschijn, evenals een marmeren schouw en houten lambrisering. Voorwaar een ruimte voor 'een heer van stand'. In de voorkamer bevinden zich in een permanente opstelling Couperus' houten bureau en enkele familieportretten.
"De achterkamer gebruiken we voor onze tijdelijke tentoonstellingen, elk half jaar een andere", zegt de Westenholz. "Dit keer over Couperus als columnist, en zijn leven in Nice. Van het Letterkundig Museum hebben we zijn beroemde roze smoking geleend, die hij in 1910 op het carnaval in Nice heeft gedragen." Ze duikelde ook filmopnamen op uit 1913 die een idee geven van dit uitbundige feest met
grosses têtes in het Franse stadje.
Met donaties, kleine projectsubsidies en de verkoop van boeken en dvd's - "Van oude mensen, die we hier sinds kort op dvd hebben is gigantisch populair" - kan het museum rondkomen, maar stilletjes droomt men van meer grandeur. In de aangrenzende Surinamestraat staat al enige tijd het pand te koop dat vader Couperus in 1884 liet bouwen en waar de 24-jarige Louis zijn 'Haagsche roman' schreef over de ongelukkige Eline Vere.
Het statige huis met zijn ornamenten, lambrisering, glas-in-loodramen en houten schouw is het gedroomde Couperusmuseum. Maar daar is (veel) geld voor nodig. En waar Franse of Engelse schrijvers van enige faam na hun dood hun eigen 'huis' krijgen, lijkt men in Nederland van dode schrijvers niets meer te willen weten.
Louis Couperus Museum,
Javastraat 17, Den Haag
couperusmuseum.org
De Volkskrant, 20-08-2009