20 jaar na de val van Soeharto is het moslims versus niet-moslims in Indonesië
Maandag precies twee decennia geleden kwam een einde aan het autoritaire regime van de Indonesische president Soeharto, bijgenaamd ‘de lachende generaal’. Twee activistische studenten over toen en nu.
Annemarie Kas
20 mei 2018 om 20:33
Op veel foto’s van toen staat hij vooraan, met vastberaden blik en een strijdvaardige doek om zijn hoofd geknoopt. Het was in mei 1998 ook zíjn idee het Indonesische parlement te bezetten, uit protest tegen president Soeharto. „We zochten iets simpels, iets symbolisch”, vertelt Adian Napitupulu.
In het zuiden van Jakarta is een kleine tentoonstelling ingericht over de studentenprotesten van 1998 waarin hij een centrale figuur was. Adian Napitupulu wandelt langs de tientallen foto’s aan de muur. „Kijk, hier staat een vrachtwagen in brand. We wisten niet wie dat deed, misschien het leger. We wisten wél dat het een voorteken voor chaos was.”
Maandag is het twintig jaar geleden dat er een einde kwam aan de Nieuwe Orde, zoals het autoritaire regime van de Indonesische president Soeharto bekend stond. ‘De lachende generaal’ trad af onder druk van protesten verspreid over heel Indonesië. De massaprotesten die de studenten in hoofdstad Jakarta organiseerden, vormden het zwaartepunt.
De studenten eisten een einde aan wat zij KKN noemden: korupsi, kolusi, nepotisme. Corruptie, handjeklap en nepotisme. Ze wilden een democratischer land. Wat is daar twee decennia later van terechtgekomen? Twee activisten van toen vertellen.
Het ging er ruig aan toe
Iedere student droomt er toch van deel uit te maken van zo’n historisch moment, zegt Rheinhard Sirait. Hij doet nu promotie-onderzoek aan de University of Western Australia in Perth. Al het geweld uit die tijd is hem nog het meeste bijgebleven, het ging er ruig aan toe. Hij herinnert zich nog de geur van de doden die bij de rellen vielen. „Op dag 1 maakten we grappen dat het lekker naar saté rook. Maar op dag twee en drie gingen de lichamen rotten. De stank was vreselijk.”
Rheinhard Sirait groeide op tijdens de Nieuwe Orde – thuis praatten ze nooit over politiek. Dat deed je gewoon niet, je wist nooit wie mee luisterde. „De vrijheid die we nu hebben om te zeggen wat we denken, daar hadden we nooit kunnen dromen”, zegt hij. Toch heeft hij precies hier een dubbel gevoel over. „Terwijl wij van die enorme vrijheid genoten, is er tegelijk een anti-democratische beweging uit voortgekomen.”
Zijn promotie-onderzoek gaat over de invloed die bekende ustads, islamitische geleerden, via sociale media uitoefenen op de jeugd van nu. Jonge moslims geven hun vrijheid vrijwillig weer uit handen aan die geleerden, zegt hij. „Ze vragen de ustads de gekste dingen. Of ze een niet-moslim een hand mogen geven. Of ze Valentijnsdag mogen vieren.” Dit gebeurt niet op school of in de moskee, maar gewoon via YouTube of Instagram, waarop de ustads miljoenen volgers hebben.
Verdeeldheid
De kanalen mogen nieuw zijn, Sirait ziet een belangrijke parallel met twintig jaar geleden. De verdeeldheid in de samenleving loopt ongeveer langs dezelfde lijnen. De studenten leerden ‘gewone’ Indonesiërs tijdens de protesten hoe ze graffiti moesten gebruiken, zodat ze leuzen op de muren konden spuiten: ‘Soeharto, treed af’. „Maar ze gebruikten het om zichzelf te beschermen. Ze spoten pribumi op hun huizen: ‘autochtoon’.”
In die tijd hadden de etnisch Chinese Indonesiërs het zwaar te verduren. Veel inwoners hielden hen verantwoordelijk voor het ontstaan van de grote economische crisis toen. Ook nu spelen gevoeligheden rond afkomst. Het bekendste voorbeeld is Basuki Tjahaja Purnama: de oud-gouverneur van Jakarta is christelijk en etnisch Chinees. Hij kreeg twee jaar celstraf opgelegd voor blasfemie, omdat hij de koran verkeerd zou hebben aangehaald.
President Soeharto onderdrukte islamitische politieke partijen omdat hij hen als bedreiging zag, maar die partijen krijgen nu alle vrijheid. „Het is moslims versus niet-moslims”, zegt Sirait. „Het enige beeld dat telt.” En politici proberen de boel helemaal niet te sussen, zij zijn juist het ergst, zegt hij: „Ze doen een wedstrijdje. De één wil nog religieuzer zijn dan de ander.”
Geen prototype parlementariër
Adian Napitupulu onttrekt zich liever aan die strijd. Hij zit namens de partij van president Joko Widodo in het parlement, maar met zijn simpele witte T-shirt en jeans is hij niet echt het prototype parlementariër. Hij vond het de eerste maanden in zijn nieuwe baan vréselijk, vertelt hij. „Al die regels en procedures.” Hij moest ineens een pak aan, maar hij wist niet hoe je een das moest knopen. Dus hij kocht met zijn vrouw maar zo’n kant-en-klaar geval.
Waar Rheinhardt Sirait hard is over het parlement – „als het instituut corrupt is, moeten er ook corrupte individuen zijn” – houdt Napitupulu zich op de vlakte. „Het is een goed systeem met veel slechte aspecten. Ik kies ervoor me stil te houden.” Hij vertelt dat hij met een paar activisten heeft afgesproken de politiek van binnenuit te proberen te veranderen. „Vroeger wilde ik elke wedstrijd winnen, nu probeer ik het beetje bij beetje.”
Op zijn manier probeert Napitupulu afstand te houden tot de ‘gewone’ parlementariërs. Zo maakt hij geen gebruik van de tientallen miljoenen roepia die volksvertegenwoordigers krijgen om bezoekjes aan het buitenland te brengen, elk jaar kunnen ze wel vijf of zes keer gaan. Maar, zegt hij eerlijk: „Ik weet niet hoe lang ik het volhoud. Ze zeggen steeds, ach, wat is daar nou mis mee?”
Intussen is hij wel trots dat hij zijn maten van vroeger aan het werk helpt: dankzij hem hebben al 21 oud-activisten een baan gekregen bij verschillende staatsbedrijven.
‘Radicalisering is een gevaar’
De zorgen die Sirait heeft, dat het de anti-democratische kant op gaat met Indonesië, deelt Napitupulu helemaal. „Radicalisering is een gevaar voor ons land. Helemaal omdat de extremisten nu ook politieke steun hebben.” En wat verwacht hij van de studenten van nu, kunnen die in opstand komen? Het lijkt er niet op, zegt hij, juist de Indonesische jeugd is ontzettend gevoelig voor de islamiseringstrend. Maar wie weet, zegt Adian Napitupulu: „Elke generatie is geboren voor zijn eigen strijd.”
Indonesië zat in mei 1998 midden in een grote economische crisis. Indonesiërs hadden het gehad met de stijgende voedselprijzen en kwamen in opstand. Die rellen, die voorafgingen aan het aftreden van president Soeharto, kostten in Jakarta ongeveer 1.200 mensen het leven. Huizen werden vernield, hele wijken gingen in brand en vooral Chinese Indonesische vrouwen werden verkracht.
Ook studenten die leiding gaven aan de protesten, werden gedood of ontvoerd. Tot op de dag van vandaag zijn mensen vermist of is hun dood onopgehelderd gebleven. Van vervolging van de verantwoordelijke machthebbers is het nooit gekomen. Eén van de belangrijkste generaals uit die tijd, Prabowo Subianto, doet volgend jaar voor de tweede keer mee aan de presidentsverkiezingen.
CRISIS VAN 1998: WIJKEN IN BRAND, VROUWEN VERKRACHT EN 1.200 DODEN
Indonesië zat in mei 1998 middenin een grote economische crisis. Indonesiërs hadden genoeg van de stijgende voedselprijzen en kwamen in opstand. Die rellen, die voorafgingen aan het aftreden van president Soeharto, kostten in Jakarta ongeveer 1.200 mensen het leven. Huizen werden vernield, hele wijken gingen in brand en vooral Chinese Indonesische vrouwen werden verkracht.
Ook studenten die leiding gaven aan de protesten, werden gedood of ontvoerd. Tot op de dag van vandaag zijn mensen vermist of is hun dood onopgehelderd gebleven. Van vervolging van de verantwoordelijke machthebbers is het nooit gekomen. Eén van de belangrijkste generaals uit die tijd, Prabowo Subianto, doet volgend jaar voor de tweede keer mee aan de presidentsverkiezingen.
NRC