Anton de Kom-lezing: 'We hoeven ons nergens voor te schamen'OPINIE
Marion Bloem– 22:07, 14 juni 2018
Marion Bloem (rechts in de armen van haar vader) met haar moeder en zus. TrouwVanavond vond de Anton de Kom-lezing plaats in het Verzetsmuseum Amsterdam. Hieronder leest u een verkorte versie van de Anton de Kom-lezing van schrijfster, beeldend kunstenaar en filmmaakster Marion Bloem. Voor de volledige versie klikt u
hier.
‘Als kind in een Indisch gezin werd je van jongs af duidelijk gemaakt: je hebt een bruin tintje, dus je moet extra goed je best doen.’ Dat vertelde schrijfster, Marion Bloem donderdagavond in de Anton de Kom-lezing.
Een week geleden vroeg ik mijn dementerende moeder van 89: “Wat wilt u van het Indische behouden?” Haar antwoord was spontaan, kort en krachtig: “Dat je je niet hoeft te schamen omdat je Indisch bent.” Hoeveel vertelt dit oprechte antwoord van een Indische vrouw die in 1929 geboren is, de Tweede Wereldoorlog doorbracht in Japanse kampen en doodsangsten uitstond tijdens de koloniale oorlog, oftewel de Indonesische revolutie, ons wel niet over de koloniale geschiedenis?
De koloniale samenleving was er een van rangen, standen en racisme. Voor Indische mensen, dat wil zeggen mensen met een gemengd Indonesische en Europese afkomst, ook wel Indo-Europeanen genoemd, gold ‘hoe blanker, des te meer kans op een redelijke baan, en des te meer kans op een interessante huwelijkspartner.’ Aan kinderen in een Indisch gezin met een donkere huid werd van jongs af aan duidelijk gemaakt: “Je hebt een bruin tintje, dus je moet extra goed je best doen.” Mijn moeder, de donkerste van het gezin, moest in tegenstelling tot haar blonde zus, die na school op de tennisbaan stond, leren de kip te slachten en te plukken omdat zij, vanwege haar donkere uiterlijk, minder kans maakte op een rijke partner die bedienden zou kunnen betalen.
Indische mensen in het koloniale Indië wisten dat het altijd een verrassing was hoe het nog ongeboren Indische kind eruit zou gaan zien, omdat er sprake kon zijn van een zogenaamde ‘terugslag’ van een blanke of Aziatische voorouder. Ze reageerden bezorgd als het kindje donker uitviel, omdat het dan minder kansen had op een mooi leven in de kolonie Nederlands-Indië.
Geen enkele kennis van de koloniale geschiedenisMijn ouders waren, zoals vele Indischen, gekwetst toen na hun komst in Nederland, in 1950, bleek dat de bewoners van dit land niets of nauwelijks iets wisten van de koloniale geschiedenis. Ze begonnen te beseffen dat de Nederlander die nooit in Nederlands-Indië was geweest, geen idee had wat zich daar had afgespeeld. Over de angsten waarmee zij in de periode na de bevrijding hadden geleefd, konden ze met niemand praten. Zelfs al waren ze geen zwijgers van aard, ze leerden het af om over hun verleden te spreken. Ze hadden, door het gebrek aan erkenning van hun pijnlijke geschiedenis, meer moeite om zich aan te passen aan het koude Nederland, dan ze gedacht hadden. Na zeer angstige jaren, met onverwerkte traumatische ervaringen uit hun geboorteland, waar zij gehaat werden door de oorspronkelijke bevolking vanwege hun trouw aan Nederland, hadden ze een vriendelijker welkom verwacht.
In haar geboorteland had mijn moeder nog nooit een blanke zien sjouwen of schoonmaken. Mijn vader had het alleen meegemaakt als krijgsgevangene in krijgsgevangenschap, tijdens de Japanse bezetting.
Bij aankomst met de boot, in de haven van Rotterdam, was dat hun eerste verbazing: blanke koelies. De blanke Nederlander had in Nederlands-Indië altijd als vanzelfsprekend een hogere status alleen al door zijn kleur. De Indische gemeenschap komt voort uit een wereld waarin ongelijkheid een vanzelfsprekendheid was, en waarin het superioriteitsgevoel van de blanke koloniaal de leefomstandigheden bepaalde.
Nocturnes van ChopinIndische mensen met ambitie en carrièredrang, probeerden zo Nederlands mogelijk te zijn naar het voorbeeld van de koloniaal, dus namen ook diens vooroordelen, racistische voorkeuren en minachting voor Indischen – tot wie ze zelf behoorden – over. Ze wilden niets met de familie in de kampong te maken hebben, luisterden niet naar krontjongmuziek, maar studeerden nocturnes van Chopin in. Om het in de koloniale samenleving te redden moesten ze beter dan welke Nederlander ook de Nederlandse taal beheersen. Ambitieuze Indischen wilden liever niet met andere Indischen omgaan, en zeker niet met Indischen die tot een lagere sociale klasse behoorden, alsof ze vreesden door hen geïnfecteerd te worden, alsof Indisch ofwel mestiezengedrag een besmettelijke ziekte was. Ze waren bang ‘zich te laten meezuigen’ in het overlevingsmoeras waaruit zij of hun (groot)ouders zich nu juist al succesvol hadden losgemaakt.
Niet alleen de blanke koloniaal, ook de Indo-Europeaan leefde in Nederlands-Indië met een trapje in het hoofd. Hij zag zichzelf ergens op een trede, accepteerde de mensen boven zich en keek neer op de mensen onder zich. De Javaanse samenleving was eveneens gebaseerd op een hiërarchisch denken. Daardoor kon het koloniale bestuur goed met de Javaanse vorsten overweg en gebruikmaken van die Javaanse structuur. Sommige Indischen werden zich van dat ‘hiërarchisch denken’ bewust door de Indonesische revolutie. Maar velen voelden zich alleen ernstig bedreigd door de omwenteling, en vonden niet de rust en de moed om hun hiërarchisch denken te evalueren.
Het dekolonisatieproces stopt niet bij de overdracht van een land. In de hoofden van de mensen is het proces ook nu nog lang niet afgerond, noch in het gedrag van de dominante bevolking, noch in het gedrag van de Indische Nederlander. Onbewust blijft men benauwd om zijn of haar eigen plekje te verliezen.
Door gebrek aan erkenning van hun ervaringen, was de eerste generatie Indische Nederlanders soms jaloers op latere nieuwkomers, net zoals sommige autochtone Nederlanders in het begin van de jaren vijftig jaloers waren op ‘al die bruintjes die huizen kregen’ terwijl ze zelf, door de woningnood, nog niets hadden toegewezen gekregen.
Verdeel en heersDe Nederlandse politiek was er niet op gericht om de verschillende ontheemde bevolkingsgroepen die door de onafhankelijkheid van Indonesië en door de verdeel en heerspolitiek van Nederland in ons land terechtkwamen, tegemoet te treden.
Er was geen plaats voor de traumaverwerking van die ontheemden en dus ook niet voor die grote groep Indische Nederlanders die figuurlijk en soms ook letterlijk tussen twee vuren hadden gestaan. Doordat ze vaak ook financieel benadeeld zijn, van nooit uitbetaalde soldij tot overmatig hoge percentages die zijn afgehouden van hun lonen om overtocht en pensionkosten te financieren, was er soms afgunst te merken ten aanzien van vermeende gunstiger behandelingen van nieuwkomers in Nederland, toen zijzelf inmiddels gesetteld waren. In de media werden de Indische Nederlanders vaak als toonbeeld van vlekkeloze aanpassing genoemd. Dat laatste droeg er misschien zelfs toe bij om teleurgesteld te zijn over beloftes van de Nederlandse regering die nooit waren nagekomen. Onder de Indischen van de eerste generatie werd vaak de klacht geuit dat zij om hun brave gedrag gestraft waren. Ze meenden dat nieuwkomers die lastig waren niet alleen meer aandacht in de media kregen, maar ook allerlei andere voordeeltjes hadden die zij als Indische Nederlanders, met nadruk op Nederlanders, nooit hadden mogen genieten.
Net als asielzoekers gingen Indischen op de vlucht uit hun geboorteland, maar zij waren de Nederlandse vlag door dik en dun trouw geweest, en voelden zich in hun vaderland als vreemden behandeld. Daardoor voelden sommigen zich in retrospectie bedrogen.
De Indische gemeenschap in Nederland bestaat uit 2 miljoen nazaten en ik wed dat het grootste deel ervan de eigen Indische geschiedenis niet kent. Om in het heden goed te kunnen functioneren moet je het verleden kennen, ook als je het een pijnlijk verleden vindt waar je liever niet op terug zou kijken, of waarbij je je schaamt voor wat je voorouders eventueel hebben uitgevreten.
Dankzij het superioriteitsgevoel van de blanke Nederlander kon de Nederlander eeuwenlang gewetenloos schatten uit andere werelddelen wegroven. De koloniale tijd was mogelijk dankzij dat superioriteitsgevoel van de avontuurlijke blanke Europeaan. De verdeel en heerspolitiek van Nederland heeft geleid tot rasgevoeligheid, ongelijkheid, ongelijkwaardigheid die door de mensen geïnternaliseerd is. Onbewust zijn de daarmee samenhangende emoties doorgegeven aan de volgende generatie.
Na zoveel eeuwen van kolonialisme duurt het langer dan zeventig jaar om te dekoloniseren. Het collectief (onder)bewustzijn volgt helaas aanzienlijk trager dan de formele overdracht van de soevereiniteit. Je kunt als staat, als bevolking, pas werkelijk dekoloniseren als je je ervan bewust wordt dat je denken en handelen nog altijd uitgaat van een superioriteitsgevoel. Van welke culturele afkomst ook, waarden en normen, trauma’s en emoties, worden ons met de paplepel ingegoten. Datgene wat onder de bewustzijnsdrempel wordt aangeleerd, zit helaas veel hardnekkiger in ons denksysteem genesteld. Bewustwording vindt plaats door meer kennis over ons collectief verleden, meer informatie erover, meer op te rakelen van het verleden.
Koloniale mentaliteitIk weet aldus wat ik per se niet wil doorgeven. Dat is het nog altijd heersende onterechte superioriteitsgevoel van de blanke mens, de koloniale mentaliteit, het trapjesdenken. Ik wil mijn nageslacht meegeven dat mensen gelijk zijn, dat mensen zelf hun religie, moeten kunnen kiezen, dat ze hun geloof moeten kunnen belijden zoals zij dat willen en dat gelovigen anderen, die geen religie aanhouden, horen te respecteren.
Ik wil doorgeven dat geen enkele cultuur, geen enkele religie, geen enkel non-religieus geloof, geen enkele mensvorm superieur is aan een andere.
Hoe zinvol is het nog voor een Indo om zichzelf Indisch te noemen? Ik hou diep in mijn hart het liefst de betekenis van het Nederlands woordenboek aan, waarin onder Indisch staat: afkomstig uit Nederlands- Indië. We hoeven dan niet meer te spreken van tweede, derde en vierde generatie Indische Nederlanders.
Natuurlijk schaam ik mij niet om mezelf een Indo te noemen. Voor mij persoonlijk verwijst Indisch naar diversiteit en naar het belang van respect voor een samenleving waarin diversiteit vanzelfsprekend is. Ik ben er trots op dat ik meerdere culturen in mij draag en dat in mij diverse culturen zijn verenigd.
Ik denk dat ik mijn best niet hoef te doen om de Indische cultuur of de Indische identiteit, of ‘het Indische’ te definiëren omdat het voor de gemiddelde Nederlander net zo goed een onmogelijke taak is om de Nederlandse cultuur en Nederlandse identiteit, of ‘het Nederlandse’ in enkele zinnen samen te vatten. En hoe zinvol is het eigenlijk?
Er is iets wat ik wil koesteren en doorgeven, maar of het echt iets Indisch is, dat weet ik niet. Behalve de levensvreugde waarmee ik ben opgevoed, ondanks de strenge harde opvoeding, de vanzelfsprekendheid van muziek, de muzikaliteit, de danslust, de familieband, de warmte van het samenzijn, en de humorvolle orale vertellingen, is er de wellicht overdreven veelgeprezen Indische gastvrijheid. Misschien zijn bovengenoemde eigenschappen te vinden bij elke bevolkingsgroep die probeert niet te veel en te lang stil te staan bij opgelopen trauma’s en frustraties.
Hoe dan ook, die levensvreugde wil ik graag doorgeven, en de rest van de wereld gunnen te proeven en te beleven. Laten wij daarom, alle nazaten van koloniale overheersers, alle nazaten van slaven en lijfeigenen, nazaten van ontheemden die hier vrijwillig of tegen eigen wil terecht zijn gekomen, de veelgeprezen Indische gastvrijheid, cliché of niet, in ere houden en koesteren. Laten wij gastvrij staan tegenover elke vluchteling die in eigen land niet meer veilig is, en bij ons aanklopt.
De Anton de Kom-lezing is een initiatief van het Verzetsmuseum in Amsterdam en Trouw. Naast Marion Bloem sprak ook co-referent Rocky Tuhuteru, hij reageerde op de lezing van Bloem. Klik hier om het tegengeluid van Tuhuteru te lezen.Trouw