In de Volkskrant van zaterdag 19-09-2009 staat een interview van Willem Pekelder met oud-bisschop Philippe Bär
Hieronder een paar stukjes uit dat interview
Philippe Bär laat de woorden langzaam aan zijn lippen ontsnappen. "Het moet halverwege maart 1942 zijn geweest, een week na de capitulatie van het KNIL, dat de Japanners alle Indische mannen interneerden. De vrouwen en kinderen volgden rond Kerstmis. Ik kwam in een jongenskamp terecht, in Ambarawa. Gescheiden van mijn moeder, dat was het allerergste. We woonden in barakken van twee etages. Overdag gingen we het kamp uit om te werken: tuinwerk, schoonmaken langs de wegen, hout vervoeren."
Hij spreekt er slechts zelden over. Toch tekenden de vier jaren in het kamp de rest van zijn bestaan. "Ik heb er geleerd dat verraad een van de grootste kwaden is. Sommige kampbewoners probeerden zakdoekjes te ruilen voor bananen. Die werden dan onder de bamboehekken - of op zijn Maleis: de
gedeg - doorgeschoven. Maar vaak werden de smokkelaars verraden door mede-kampbewoners. Dan volgde een flinke afranseling door de Japanners. Later heb ik me afgevraagd: wat hadden die verraders eraan? Die bananen kwamen namelijk ook niet bij hén terecht. Het was dus uit pure afgunst dat ze hun daad pleegden."
Oud-bisschop Bär (81) zoekt naar een bijbelwoord om zijn kampervaringen samen te vatten: "
Vest op prinsen geen betrouwen, zoals psalm 146 zegt. Bouw je bestaan niet op anderen, maar ga je eigen weg in het leven. Een leven dat niet maakbaar is. Ook dat heb ik in het kamp ervaren."
---
"In mijn jeugd in het toenmalig Nederlands-Indië gingen mijn vader en ik naar het Japanse boogschieten. "Ze schieten op het kwaad", zei mijn vader, "maar voordat ze dat doen, moeten ze heel goed richten, anders missen ze doel".
"Dat is voor mij een levensles geworden. Je moet het kwaad bestrijden, tenzij je daarmee een groter kwaad aanricht. Tot op heden vind ik dat ik in 1993 de juiste beslissing heb genomen."
Hij voelde zich verdoofd na de geruchten. "Net zo verdoofd als destijds in het kamp. Die verdoving zorgt ervoor dat je de situatie kunt uithouden. Dat gold in 1993 en in de oorlogsjaren natuurlijk nog veel sterker. Nadat mijn moeder in 1948 als gevolg van de oorlogsontberingen was gestorven, heb ik alle tranen gehuild die in mij zaten. Vier jaar kampleed kwam toen naar buiten. Ik mis mijn moeder tot op de dag van vandaag."
---
Een warm nest noemde hij het hervormde gezin waarin hij in 1928 in Menado (Celebes) werd geboren. Vader onderwijsinspecteur, moeder thuis met vijf kinderen. "We hadden een groot huis met, zoals bijna alle Nederlanders in Nederlands-Indië, huishoudelijk personeel: kindermeisjes, een chauffeur, een tuinman. Het was een sociale verplichting om mensen uit de dessa aan werk te helpen. We deden als kinderen veel samen. Mijn vader was van het standpunt: gaat er één, dan gaan we allemaal. Samen naar verjaardagen, naar de hindoekluizenaars of de Javaanse dansers aan het Hof van Surakarta."