Verlangen naar een vrije Molukse staat29-09-2009 10:20 | Johan Leeflang
Jacob Sahertian.
MARUM – „We zijn niet naar Nederland gekomen, we zijn naar Nederland gebracht.” Nog altijd vindt Jacob Sahertian uit het Groningse Marum dat Nederland de Molukkers verkeerd heeft behandeld. Morgen spreekt hij prinses Máxima, die het vernieuwde gemeenschapsgebouw in Marum heropent.
Jacob, die in de Molukse wijk een van de aanspreekpunten is voor buurtbewoners, wordt in januari 1951 geboren in Jakarta, op Java. Zijn ouders komen van het eiland Saparua, niet ver van Ambon. De vader van Sahertian is militair bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Nadat Indonesië zelfstandig is geworden, willen de Molukkers een eigen republiek. „Maar Indonesië verbood de KNIL-militairen terug te gaan naar de Molukken”, aldus Sahertian. „Ze wilden niet dat er veel militairen op de Molukken zouden zijn.” Naar Nieuw-Guinea of Australië mogen ze evenmin. Daarom moeten ze naar Nederland.
In februari 1951 is het zo ver. Vader en moeder Sahertian moeten met hun twee zoons per schip naar Nederland. Jacob is dan pas een maand oud. Op het schip hoort Jacobs vader dat hij geen militair meer is.
Eenmaal in Nederland worden de meeste Molukkers ondergebracht in kampen. „We gingen ervan uit dat het slechts voor zes maanden zou zijn. Daarom bleven we in een kamp. We mochten niet integreren in de Nederlandse samenleving.”
De familie Sahertian wordt ondergebracht in een kamp in Nuis, tussen Drachten en Groningen. De Molukkers houden hun eigen gewoontes. „De KNIL-militairen kwamen jarenlang elke ochtend op appel.” Het eten komt van een gaarkeuken en er is een gezamenlijke badgelegenheid. De Molukkers blijven hun eigen taal spreken. Omdat ze niet mogen werken, komen ze weinig onder de bevolking. De kinderen, die naar school gaan, krijgen echter wel met Nederlanders te maken.
Wanneer Jacob dertien jaar is, wordt het kamp opgeheven. Hij verhuist naar een wijk in het nabijgelegen Marum die speciaal voor de Molukkers is gebouwd. „De wijk was gebouwd in een weiland buiten het dorp. Zo kregen we nog geen contacten.” Sahertian noemt het bouwen van afzonderlijke wijken een domme zet van de Nederlandse regering. Pas in de loop van de jaren groeien de wijken van Marum naar elkaar toe. Maar er komen slechts drie Nederlanders wonen in de Molukse wijk. Het zijn de vrouw van Jacob en twee anderen die er door hun huwelijk terechtkomen.
Jacob weet na zijn schoolperiode snel een baan te vinden, bij een elektronicabedrijf, waar hij nu zo’n 35 jaar werkt. Wanneer in 1975 bij Wijster een trein wordt gekaapt, is Jacob juist met een busje van het bedrijf op pad. Hij blijft lang weg. „Mijn collega’s dachten dat ik voorraden had vervoerd voor de kaping. Maar ik wist niet eens dat er een trein was gekaapt. Ik had de radio niet aan.”
Jacob is het wel eens met de actie van de kapers. „Tot en met de laatste kaping stond ik achter de acties”, zegt hij vol overtuiging. „Ik sta er nog steeds achter. Jammer genoeg zijn er wel onschuldigen gedood.” Hij vindt dat er met de kapingen weinig is bereikt. „De kapers hebben het alleen voor elkaar gekregen dat de regering eindelijk met ons in gesprek ging.” De inwoner van Marum, die zelf nog nooit op de Molukken is geweest, blijft hopen op een vrije en zelfstandige staat. „Maar ik weet niet of ik dat nog meemaak.”
Veel Molukkers in Marum wonen nog steeds bij elkaar. De afgelopen jaren kwam er behoefte aan een bejaardenhuis. Dat was echter niet haalbaar. Wel werden er acht gelijkvloerse woningen voor ouderen gebouwd. Ook de moeder van Jacob woont daar. „Het bijzondere aan de huizen is dat er een verdieping op zit met twee grote slaapkamers. Als mensen uit een andere plaats op bezoek komen, is het gebruikelijk dat ze blijven slapen.”
Ook kenmerkend voor de wijk is Bunga Pala, een gemeenschapsgebouw. In de jaren 70 werd het gebouwd om jongeren van de straat te houden. Het houten gebouw raakte echter in verval. Nu is het vernieuwd. Het hout heeft plaatsgemaakt voor aluminium golfplaten. Inmiddels kunnen buurtbewoners van alle leeftijden er gebruik van maken. Niet alleen Molukkers, ook Nederlanders kunnen er terecht.
Sahertian zal morgen prinses Máxima verwelkomen en haar vertellen over het leven in de wijk, waar hij niet weg wil. Hij voelt zich thuis in de Molukse gemeenschap. „Ik kan hier huilen en lachen en gevoelens delen.”
Ref. Dagblad