„Darwin leugenaar en dief”29-09-2009 07:47 | Willem H. Smith
Claimde Charles Darwin terecht dat hij als eerste het geheim over de ”oorsprong der soorten” ontdekte? Verdwenen brieven en diverse pagina’s uit zijn manuscript wekken de indruk dat de alom gelauwerde geleerde een gewiekste bedrieger was en doen vermoeden dat Alfred Russel Wallace de primeur had.
Wallace was veldwerker in Oost Indië.
Een tachtigtal kevers die Wallace tijdens zijn verblijf in Azië verzamelde.
Wallace op 25-jarige leeftijd.
Roy Davies: „Darwin gebruikte list en bedrog om zijn claim op de theorie te beschermen.”
Een matroos van de ”Ambon” gooit op 9 maart 1858 in Ternate de trossen los en Wallace staart op de kade van het Molukse havenstadje de vertrekkende Hollandse mailstoomboot vol verwachting na. Het schip heeft de Britse veldonderzoeker eerder een brief van Darwin gebracht. Nu neemt hij twee belangrijke poststukken mee terug. De ene brief is bestemd voor vriend Henry Walter Bates, de andere is geadresseerd aan Darwin. Over de inhoud van laatstgenoemde envelop is Wallace best opgewonden, maar dat zijn schrijven pakweg 88 dagen later in Kent als een bom zal inslaan, kan hij op dat moment niet bevroeden.
Het is de derde keer dat de ietwat naïeve jongeman de in zijn ogen afstandelijke penvriend op de hoogte brengt van zijn bevindingen in de Indische Archipel, het huidige Maleisië en Indonesië. In deze contreien verdient Wallace de kost door exotische vogels, kevers en vlinders te vangen waar verzamelaars in Groot-Brittannië graag hun portemonnee voor willen trekken.
DiversiteitStruinend door de ongerepte wouden ontdekt hij dat onder dieren en planten van dezelfde soort een grote diversiteit bestaat. Hij vraagt zich al jaren af hoe dat komt. Afgelopen maand, in februari, viel voor hem het kwartje.
Geveld door malaria ligt de veldwerker in een hutje op het Molukkeneiland Gilolo, het huidige Halmahera. Plotseling bedenkt hij, mede door wat hij van Malthus heeft gelezen, dat populatiegroei bij dieren, net als bij mensen, in toom wordt gehouden door factoren als voedselgebrek en ziekten. Alleen de varianten die het best zijn aangepast aan de omstandigheden overleven, zo concludeert hij. Deze ”strijd om het bestaan” leidt uiteindelijk tot een aanpassing van de soort als geheel. Binnen twee uur formuleert de zieke Alfred zijn theorie van evolutie door natuurlijke selectie.
Het essay ”On the Tendency of Varieties to Depart Indefinitely from the Original Type” moet natuurlijk direct naar Darwin. De globetrotter kan wat dat betreft blindvaren op het stipte reisschema van de postboot, de navelstreng met zijn vaderland.
De Ambon bereikt eind maart Batavia, meldt de Javasche Courant, waar de post wordt overgeladen in het ruim van de ”Koningin der Nederlanden”, een mailschip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland dat Singapore als eindbestemming heeft. Dankzij de ”Pera” van rederij P&O arriveren Wallace’s brieven op zondag 2 juni 1858, net na het middaguur, in Southampton. Rond halfzeven ’s avonds zijn ze bij het hoofdpostkantoor in Londen.
DetectiveDe bewuste brief aan Darwin blijkt achteraf een cruciaal document in een sinister complot, waarover Roy Davies, een voormalige documentairemaker van de BBC, vorig jaar een boek publiceerde dat nu gratis is te downloaden. De titel ”The Darwin Conspiracy; Origins of a scientific crime” doet een detective vermoeden, maar de inhoud is serieus en geeft aan dat Darwins gedrag rond het oplossen van ”de soortenkwestie” bepaald niet pluis was en op zijn minst vragen oproept.
De auteur bestrijdt in ieder geval de algemene opvatting dat twee onafhankelijk van elkaar werkende wetenschappers –Darwin in zijn riante landhuis in Kent, Wallace in een schamel hutje op een Moluks eiland– los van elkaar gelijktijdig de theorie van natuurlijke selectie formuleerden.
Davies corrigeert daarnaast het geijkte beeld van Darwin; dat van een stille, accurate en uiterst beminnelijke natuurkenner. Hij noemt de auteur van ”On the Origin of Species” niet alleen „een zeer geheimzinnige man vol eerzucht”, maar ook glashard een leugenaar en dief. Davies verwijt hem dubbelhartigheid en manipulatie; voor hem staat vast dat Darwin list en bedrog gebruikte om zijn claim op de theorie te beschermen. De schrijver voert diverse deskundigen op om daar een vinger achter te krijgen.
BezorgdatumZo roemt Davies tijdens een telefoongesprek de inbreng van professor Femme Gaastra, hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Deze wetenschapper –vanwege zijn kennis over de Verenigde Oost Indische Compagnie ”mr. VOC” genoemd– ploos het vaarschema van Nederlandse en Britse mailboten na en kon hem haarfijn vertellen hoe en wanneer Wallace’s post vanaf de Molukken werd verscheept.
„De postbezorging in die tijd was uiterst secuur en betrouwbaar. Kranten meldden wanneer een mailboot vertraging had. Vanaf de Molukken duurde het pakweg twaalf weken voordat een brief in Engeland aankwam. Dat gold ook voor het epistel dat Wallace op 9 maart aan Darwin heeft gestuurd. Deze móét op 3 juni zijn bezorgd, want Bates ontving ook op die dag in de woning van zijn broer te Leicester Wallace’s andere brief, zo blijkt uit een stempel op de envelop.”
Darwin beweert daarentegen dat Wallace’s pakketje pas op 18 juni in Down House aankwam. Een „pertinente leugen”, meent Davies, die in zijn boek stap voor stap aantoont dat de naturalist er alle belang bij had de juiste bezorgdatum te maskeren.
OpschuddingDe bewuste envelop aan Darwin bevat een stuk of twintig handgeschreven briefvelletjes, waarop Wallace zijn theorie over natuurlijke selectie helder uiteenzet. De ontvanger leest de inhoud met stijgende verbazing en ziet zijn levenswerk in duigen vallen; hij is de wanhoop nabij. „Uw woorden zijn werkelijkheid geworden, en hoe!”, jammert hij op 18 juni in een brief aan Sir Charles Lyell, want „vandaag” heeft hij een brief ontvangen waaruit blijkt dat iemand hem „vóór is geweest.” Om vervolgens de geoloog schijnheilig op de hoogte te brengen van een „ontzettende samenloop van omstandigheden.” Als Wallace de „schets van zijn manuscript uit 1842” had gehad, „dan had hij er geen betere samenvatting van kunnen schrijven.” Ja, voegt Darwin eraan toe: „De begrippen die hij gebruikt zijn zelfs de titels boven mijn hoofdstukken.”
StijlbreukDat laatste klopt, zegt Davies. „Darwin heeft in de voorgaande twee weken zijn eigen schets haastig aangepast, rijkelijk puttend uit het gedachtegoed van Wallace. Hij vult vooral de gaten in zijn eigen hypothese. Bij bestudering van het originele document in de universiteitsbibliotheek van Cambridge ontdekt de Amerikaanse historicus John Langdon Brooks in 1967 dat Darwin na ontvangst van Wallace’s brief in totaal 66 nieuwe pagina’s heeft toegevoegd. De papierkleur wijkt duidelijk af en is niet grijs, maar grijsblauw. Bovendien lijkt de formulering van bepaalde sleutelpassages verdacht veel op die van Wallace. Er is sprake van een stijlbreuk.”
Op de bewuste 18e juni stuurt de kamergeleerde ook Wallace’s goed geformuleerde epistel naar Lyell, omdat de jonge autodidact in zijn brief dat heeft gevraagd. „Het lijkt me het lezen waard”, veinst Darwin.
VerdenkingOndertussen wil hij koste wat het kost voorkomen dat zijn rivaal met de eer gaat strijken. Davies: „In zijn autobiografie, geschreven enkele jaren voor zijn dood, beweert Darwin dat het hem weinig uitmaakte of men hem of Wallace de meeste oorspronkelijkheid toeschreef, maar in 1858 wilde hij de primeur zeker niet mislopen.”
Een week later, op 25 juni, gaat er zelfs weer een brief naar Lyell, waarin Darwin schrijft „buitengewoon graag een samenvatting van mijn ideeën te publiceren van een bladzijde of tien.” Uiteraard mag niet de indruk worden gewekt dat hij de vruchten van Wallace’s werk heeft geplukt. „Ik kan mijzelf er niet van overtuigen dat ik dit naar eer en geweten kan doen […] Ik zou mijn hele boek nog liever verbranden dan dat hij, of iemand anders, zou denken dat ik minnetjes gehandeld heb.”
Nee, hij loopt al decennia met dezelfde conclusies rond, schrijft Darwin. De geraffineerde netwerker voert hoogstaande wetenschappers ten tonele die elke verdenking kunnen wegnemen. Joseph Hooker voorzag immers al in 1844 zijn summiere verhandeling van commentaar en Asa Gray las een jaar geleden een samenvatting daarvan. Davies: „Hij verzuimt echter te zeggen dat zijn denkbeelden toen mijlenver afweken van wat er nu in zijn laatste manuscript staat. Darwin baseerde zijn veronderstellingen altijd op Lyell’s theorie van perfecte aanpassing. Malthus’ ideeën over natuurlijke selectie hadden eerder geen enkele invloed op zijn denkpatroon, hoewel hij dat nu plotseling wel beweert. Zonder onderbouwing overigens.”
SpoorloosDarwins invloedrijke vertrouwelingen Lyell en Hooker bedenken een compromis, zonder Wallace daarbij te betrekken. Tijdens een vergadering van het Linnean Society op 1 juli 1858 hoort een klein gezelschap zorgvuldig gekozen fragmenten uit Darwins kladversie, terwijl daarna terloops Wallace’s epistel aan bod komt.
„Een beschamende presentatie”, aldus Davies. Hij vindt het veelzeggend dat alle brieven die Wallace tussen oktober 1856 en maart 1858 aan Darwin zond, zijn verdwenen. Ook de correspondentie van Lyell, Hooker en Gray over deze belangrijke kwestie is spoorloos. „Heel vreemd. Darwin gooide gewoonlijk nooit iets weg. Hij bewaarde de onzinnigste briefjes, boodschappenlijstjes en kattenbelletjes.”
Met deze hiaat in zijn omvangrijke archief laadt Charles Darwin volgens Davies eveneens de verdenking op zich een wetenschappelijke misdaad te hebben gepleegd. „Had Wallace zijn brief destijds direct naar de hoofdredacteur van het wetenschappelijke tijdschrift ”Annals and Magazine of Natural History” gezonden, dan hadden we nu wellicht niet over Darwinisme, maar over Wallacisme gesproken.”
www.darwin-conspiracy.co.uk.
--------------------------------------------------------------------------------
Bescheiden, naïeve veldwerkerDe overeenkomsten tussen Alfred Russel Wallace en Charles Darwin lijken treffend. Beiden verzamelen kevers, maken een wereldreis en proberen het mysterie over de oorsprong van levensvormen te ontrafelen. Toch valt uiteindelijk Darwin de grote eer ten deel; de 14 jaar jongere Wallace mist –vanwege zijn eenvoudige afkomst– invloedrijke contacten.
Wallace, op 8 januari 1823 bij het Welse marktstadje Usk geboren, moet al jong de kost verdienen. Op 14-jarige leeftijd wordt hij landmeter en ontluikt de belangstelling voor de natuur. Zeven jaar later krijgt Wallace de kans schoolmeester te worden, in Leicester. Overdag staat hij voor de klas, ’s avonds bezoekt hij steevast de openbare bibliotheek. Daar leest hij Malthus’ essay over overbevolking, Lyell’s ”Principles of Geology” en de reisverslagen van Darwin en Von Humboldt. Ook raakt hij bevriend met Henry Bates, leerjongen in een kousenmakerij. Door hem krijgt Alfred aardigheid in het verzamelen van insecten.
Wallace pakt na een jaar zijn baan als landmeter weer op, maar blijft boeken lezen. De ”Vestiges of the Natural History of Creation” van Robert Chambers overtuigt hem van het bestaan van evolutie. De auteur verwerpt weliswaar een gemeenschappelijke afstamming, maar ziet het leven als een reeks parallelle (niet-gerelateerde) stambomen, die elk hun basis hebben in spontaan tot stand gekomen wortels. Wallace ziet er een „ingenieuze hypothese” in.
Bij de autodidact rijpt het plan zelf bewijzen voor transmutatie te vergaren. De twee jaar jongere Bates is daar ook voor te porren. In 1848 besluit het duo het Amazonebekken te verkennen.
Alfred, fysiek niet sterk, keert na vier jaar terug. Op weg naar Engeland vliegt het schip in brand. Wallace kan nog één dagboek redden en dobbert tien dagen in een sloep op de Atlantische Oceaan.
Het raadsel van de oorsprong der soorten blijft hem bezighouden. Na achttien maanden vertrekt de natuurvorser naar de Indische Archipel, het huidige Maleisië en Indonesië. Het tijdschrift ”Annals and Magazine of Natural History” publiceert op 1 september 1855 zijn ”Sarawekwet”: iedere soort is zowel in tijd als in ruimte ontstaan naast een al bestaande, nauw verwante soort. De essentie van het artikel ontgaat veel geleerden. Sir Charles Lyell vreest echter dat Wallace het gras voor Darwins voeten zal wegmaaien. De kamergeleerde uit Downe gaat er nog van uit dat nieuwe soorten pas ontstaan als het leefmilieu door geologische krachten drastisch verandert. Desondanks spoort Lyell hem in april 1856 aan rap met zijn ”soortenboek” te beginnen.
Op 10 oktober deelt Wallace voor het eerst zijn ideeën met Darwin. Vaarschema’s geven aan dat de post op 11 januari 1857 in Southampton is aangekomen. Toch beweert Darwin de brief pas eind april te hebben ontvangen. Opvallend is dat binnen dat tijdsbestek zijn opvattingen radicaal zijn veranderd: geologische krachten zijn niet langer de oorzaak van biologische veranderingen en variatie in de natuur is een „aangeboren eigenschap van organismen.” Darwin bericht Wallace op 1 mei dat hij diens brief „enkele dagen geleden” ontvangen heeft en dat ze klaarblijkelijk nagenoeg hetzelfde denken. „Deze zomer is het twintig jaar (!) geleden dat ik mijn eerste notitieboek opensloeg, over de vraag in hoeverre en op welke manier soorten en variëteiten van elkaar verschillen […] Ik bereid mijn werk nu voor op publicatie, maar het onderwerp blijkt zo omvangrijk te zijn, dat […] het vermoedelijk niet eerder dan over twee jaar ter perse zal gaan […] Het is werkelijk onmogelijk om mijn ideeën in het bestek van een brief uiteen te zetten […] maar ik heb allengs een duidelijke en concrete visie ontwikkeld – of die juist of onjuist is laat ik anderen over.”
Wallace leest dit antwoord in augustus en schrijft Darwin op 27 september een tweede brief, die op 6 december in Downe op de mat valt en waarvan slechts één uitgeknipt stukje bewaard is gebleven: het fragment waarin Alfred bevestigt dat „zijn ideeën in overeenstemming” zijn met die van Darwin. De ontvanger wilde dat blijkbaar graag zwart op wit bewaren.
In februari 1858 preciseert Wallace zijn denkbeelden over natuurlijke selectie en stuurt het essay op 9 maart met de postboot naar Engeland. Deze brief is hoogstwaarschijnlijk op 3 juni aangekomen en niet op 18 juni zoals Darwin beweert (zie hoofdartikel). Wallace verneemt pas in september dat zijn manuscript –zonder ruggespraak met hem– op 20 augustus is gepubliceerd. Hij is echter verheugd en gevleid.
Ruim een jaar later, op 24 november 1859, rolt Darwins boek ”On the Origin of Species” van de pers. Wallace ontvangt per post een exemplaar en is onder de indruk hoe de gevierde auteur alle puzzelstukjes bij elkaar heeft gebracht. Pas in de derde druk noemt Darwin Wallace met een enkel zinnetje als medeontdekker van de evolutietheorie…
In 1862 keert de onverbeterlijke optimist terug naar Engeland. Zijn oriëntaalse verzameling, die zich nu in het Natural History Museum in Londen bevindt, omvat maar liefst 125.660 objecten.
Zijn verdere carrière leeft Wallace van de pen, wat resulteert in ruim 700 artikelen en 22 boeken. In 1880 zit de natuurvorser financieel aan de grond. Darwin regelt voor hem een speciaal overheidspensioen van 200 pond per jaar.
Wallace overlijdt op 7 november 1913, 90 jaar oud. Zijn graf ligt in Broadstone (Dorset), waar hij tot zijn dood leefde. Twee jaar later wordt er ter ere van hem in Westminster Abbey, waar Darwin ligt begraven, een medaillon onthuld.
Ref.Dagblad