Zaak-Munir toont kwetsbaarheid Indonesië
Gepubliceerd: 12 januari 2009 08:25 | Gewijzigd: 12 januari 2009 08:25
Nieuwsanalyse Het proces tegen generaal Muchdi gold als test. Het verloop laat zien datde macht van het leger in Indonesië nog altijd niette onderschatten valt.
Door onze correspondent Elske Schouten
Activist Munir
Foto Reuters Jakarta, 31 dec. Het was een grote stap vooruit voor het Indonesisch rechtssysteem, toen generaal Muchdi Purwoprandjono een half jaar geleden werd opgepakt voor het beramen van de moord op mensenrechtenactivist Munir.
Vandaag zette het land een stap terug: Muchdi werd na een dubieus proces vrijgesproken.
Toen de rechter in de stikkend hete, overvolle rechtszaal zei dat er geen overtuigend bewijs was en dat Muchdi direct moest worden vrijgelaten, begonnen honderden ‘vrienden van Munir’ te klappen en te schreeuwen: „Moordenaar, moordenaar”. Usman Hamid, opvolger van Munir bij mensenrechtenorganisatie Kontras, zei: „We zijn mislukt in het rechtspreken en we zijn ook mislukt in het achterhalen van de waarheid.”
De rechtszaak gold als een test voor Indonesië, waar hoge militairen en andere functionarissen decennialang boven de wet stonden. De arrestatie van Muchdi als generaal en hoge baas van de machtige inlichtingendienst liet zien hoe dat in het moderne Indonesië aan het veranderen is. Maar het proces en de geruchten van intimidatie eromheen tonen dat de macht van het leger nog altijd niet te onderschatten valt.
De aanklagers hadden betoogd dat Muchdi, toen hij werkte bij de inlichtingendienst, opdracht had gegeven aan oud-piloot Pollycarpus om Munir te vermoorden. Pollycarpus kreeg begin dit jaar twintig jaar cel omdat hij Munir heeft vergiftigd tijdens een vlucht naar Amsterdam in 2004. Muchdi zou Munir dood willen hebben uit wraak: onthullingen van de activist hadden ervoor gezorgd dat Muchdi een hoge baan binnen het leger snel kwijtraakte.
Medestanders van Munir hoopten dat in het proces tegen Muchdi de betrokkenheid van de geheime dienst zelf zou worden aangetoond. Maar tijdens het proces viel het bewijs tegen Muchdi uiteen.
Vier getuigen, die eerder verklaarden Muchdi en Pollycarpus samen te hebben gezien, trokken dat in. Een ex-medewerker van de geheime dienst, die eerder had beschreven hoe hij opdracht had gekregen Munir met telefoontjes en ‘zwarte magie’ het leven zuur te maken, zei deze verklaring te zijn vergeten. Legerfunctionarissen getuigden dat Munirs onthullingen niets met Muchdi’s overplaatsing te maken hadden, dus dat het motief niet kon kloppen.
Bovendien is de kroongetuige zoek. Oud-medewerker van de inlichtingendienst Budi Santoso had eerder verklaard dat hij Pollycarpus geld had gegeven om Munir uit de weg te ruimen, in opdracht van Muchdi. Maar rechters en aanklagers ontvingen in september een brief vanuit Pakistan – waar Santoso werkte als diplomaat – waarin hij zijn eerdere verklaringen introk. Ondanks veertien oproepen kwam Santoso niet opdagen om te getuigen.
Waarom al deze getuigen terugkrabbelden, is onduidelijk. Weekblad Tempo citeerde een anonieme medewerker van justitie die zei dat aanklagers werden geïntimideerd door onbekenden die hun auto’s volgden of zelfs aantikten.
Hoe dan ook bleef er weinig bewijs over. Tim Lindsey, deskundige in het Aziatisch recht, schreef op website Inside Indonesia dat een „behoorlijke vervorming van de rechterlijke logica en het rechtsproces” nodig waren om Muchdi nog veroordeeld te krijgen. Ook de aanklagers zelf leken het uiteenvallen van hun zaak te erkennen, toen zij begin deze maand een straf van vijftien jaar eisten.
Munir’s medestanders en rechtsdeskundigen vonden het onterecht dat het ‘meesterbrein’ van de moord daarmee een lagere straf zou krijgen dan ‘uitvoerder’ Pollycarpus. De aanklagers zeiden dat zij in hun lage eis Muchdi’s prestaties in overheidsdienst hadden laten meewegen. Maar volgens Tempo was de echte reden het terugtrekken van de vele getuigen en hadden zij eigenlijk levenslang willen eisen.
Verwacht wordt dat justitie in hoger beroep gaat. Usman Hamid was vanochtend optimistisch. „Bij Pollycarpus gebeurde hetzelfde, en wij hebben toen doorgevochten tot hij alsnog twintig jaar kreeg.”
NRC Handelsblad