Wouter Muller schreef in de Tubantia:
De kansen komen uit het Oosten, maar waar blijven de Wijzen uit het Westen?’
Onlangs was ik weer in mijn geboorteland, Indonesië. Een groepsreis vol ‘roots and music’ dwars door Java en eindigend in Bali. Veel muziek, optredens met krontjongmuzikanten, anklung- en gamelanmuziek en dansvoorstellingen. Ik word weer ondergedompeld in de culturele rijkdom van dit land en in de rijkdom van zijn natuur. Bergen en bossen, vulkanen en sawah’s, rivieren, bloemen en plantenpracht. Het kan niet op. De reis voert mij ook langs veel economische bedrijvigheid. In kleinschalige (huis)industrie in kampungs en dessa’s zie ik mensen heel hard werken om hun kost te verdienen. Met rijstpellerijen, bamboewerkplaatsen, tahoe- en tempéfabriekjes, houtsnijwerk en batikbedrijfjes. Maar ook met etenswaren maken, parfums, kroepoek en wajangpoppen. Eén en al bedrijvigheid waar duizenden mensen dagelijks mee bezig zijn. Maar wat mij vooral treft is hóe ze werken: met blijheid en trots. Trots op wat ze doen en trots op hun land. Hier is geen Rita Verdonk nodig.
De grootste indruk maakt een bezoek aan de Surya-fabriek in Kediri (Oost-Java). Geen kleinschalige huisindustrie, maar een reusachtige onderneming. Hier worden de in Indonesië zo populaire kretèk (kruidnagel)sigaretten gemaakt. Bij het betreden van de eerste bedrijfshal sta ik aan de grond genageld. Ik zie duizenden vrouwen in onafzienbare rijen deze sigaretten met de hand rollen, knippen en verpakken. Maar ook hier word ik getroffen door hóe ze dit werk doen. Vol pret en plezier. Ze vullen de enorme bedrijfshal met massaal vrolijk gekwetter en gelach. Ik word toegezwaaid, ze willen op de foto en vol trots laten zien wat hun werk is.
In de jaren ’80 werkte ik 2 jaar in het Enschedese Textielmuseum (Jannink). Daar heb ik vele foto’s gezien van mannen, vrouwen en soms ook kinderen, werkzaam in de Twentse spinnerijen en weverijen. Wat mij opviel was dat op die foto’s nooit iemand lacht, maar je aankijkt met een strakke blik of uitdrukkingsloos gezicht. Hoe anders waren al die Javaanse vrouwen. Blij met hun werk en trots dit te kunnen laten zien. Blijmoedigheid, trots en optimisme, dat was wat ik overal aantrof. Geloof in eigen kunnen en in eigen kracht. En ik vroeg me af: waar is dit op gebaseerd?
In zijn boek ‘De eeuw van Azië’ geeft Kishore Mahbubani ons een mogelijk antwoord. Het geloof in eigen kracht van de mensen die ik zag staat niet op zichzelf. Zij delen dit met miljoenen andere Aziaten. Mahbubani beschrijft met overstelpend bewijsmateriaal hoe in landen als China, India, Zuid Korea, Indonesië en anderen momenteel dezelfde modernisering plaatsvindt als voorheen bij ons in het Westen. Hij toont aan hoe daarmee enorme vooruitgang wordt geboekt in de bestrijding van armoede en achterstand en ontwikkeling van welvaart. Mede daardoor is er sprake van een explosie van culturele eigenwaarde, ondernemingszin en productiviteit op allerlei gebied.. Maar hoe zullen wij (het Westen) daarmee omgaan? Voelen we ons bedreigd en beschermen we onze bevoorrechte posities? Blijven we geloven dat de westerse beschaving voor iedereen het beste is of biedt de opmars van het Oosten ook kansen op meer veiligheid, gerechtigheid en welvaart voor iedereen? Die hoop zag ik in Java en Bali. Bij gewone mensen zoals u en ik. Met geloof in eigen kunnen en trots op eigen land. Zij geloven in kansen, waar wij teveel bedreigingen zien. Maar dat kan anders als wij ons superioriteitsgevoel loslaten. Dat kan anders als wij willen leren van de stille kracht van het Oosten. Dat kan anders als wij ‘de Wijzen uit het Westen’ willen worden. Zalig Kerstfeest.
Auteur is werkzaam voor SCALA welzijnswerk en actief als muzikant, tekstschrijver en componist