27 december 1949: ‘We wilden zo veel mogelijk Nederlanders doden’
Michel Maas op 21 december '09, 10:55, bijgewerkt 21 december '09, 17:09
Suwarno was 15 toen hij voor het eerst een geweer in handen gedrukt kreeg. ‘Je moest 17 zijn. Maar iedereen loog over zijn leeftijd, om maar mee te kunnen doen. Wij wilden vechten. Wij waren zo militant, zo nationalistisch. We waren jong, hè? En we hadden niets te verliezen. We hadden geen vriendin, geen gezin, geen verantwoordelijkheid. Wij waren vrij om te doen waar we zin in hadden. En dat was: vechten tegen de Nederlanders.’
Na de Proklamasi, de onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945 was voor de meeste Indonesiërs de onafhankelijkheid eigenlijk al een feit. ‘De Nederlanders zaten in de steden, maar de rest van het land was onafhankelijk. Op het platteland had je de republiek Indonesië.’
Als het zo was gebleven zou de overdracht van 1949 voor het grootste deel van het land een formaliteit zijn geweest. Maar het bleef niet zo. In 1947 begon Nederland de ‘Politionele Acties’, die ze in Indonesië ‘de Nederlandse agressie’ noemen. Nederlandse troepen trokken de desa’s in en maakten daar jacht op de Indonesische militairen.
Dat was net nadat de 15-jarige Suwarno zich bij het Indonesische leger had gemeld. Veel opleiding was er niet bij. Hij werd ingedeeld bij een compagnie van tentara belajar, leerling soldaten, en meteen naar het front gestuurd. Van de elf rekruten met wie hij begon, zou hij de enige overlevende zijn.
‘Wij vielen hun konvooien aan en schoten er elke nacht wel een of twee dood. Dat was het enige wat wij konden doen. Zij hadden zwaren wapens, de houwitsers, de brens. ‘Een frontaal gevecht met de Nederlanders aangaan, dat zou ‘onzin’ zijn.’
Suwarno gebruikt het Nederlandse woord ‘onzin’ net zo gemakkelijk als de woorden die hij zestig jaar lang heeft onthouden uit de toespraken van president Soekarno: ‘agressor’ en ‘imperialis’.
Na vier jaar kwam er, onder zware druk van de Verenigde Naties, een einde aan de oorlog. Een rondetafelconferentie bereidde de machtsoverdracht voor, en op 11 augustus 1949 werd een staakt-het-vuren van kracht.
Voor Suwarno werkte de conferentie als een stoplicht dat op oranje springt: het sein om gas te geven. ‘Wij waren bang dat op die conferentie onze overgave geregeld zou worden. Daarom wilden we zo snel mogelijk zo veel mogelijk Nederlanders doden.’
Vier dagen voor het staakt-het-vuren begonnen zij een grote aanval op Solo, ook al, omdat zij bang waren dat het bestand de vijand sterker zou maken. ‘In die vier dagen zijn heel veel slachtoffers gevallen.’ De Nederlanders hadden overigens hetzelfde idee. Suwarno: ‘De dag voor het staakt-het-vuren kwamen de vliegtuigen uit Semarang en bombardeerden Solo.’
Suwarno was 18 toen op 27 december 1949 de machtsoverdracht werd getekend en de roodwitte vlag werd gehesen. Nederland verklaarde Indonesië onafhankelijk. Echt van harte ging dat niet. In plaats van aan de ‘Republiek Indonesië’, werd de onafhankelijkheid gegund aan de ‘Verenigde Staten van Indonesië’.
Suwarno: ‘Zij hadden Indonesië nog gauw verdeeld in een paar staten. Divide et Impera, zo heet dat toch? Zij hoopten dat straks een paar van die staten zich los zouden maken, en zich weer bij Nederland zouden aansluiten, en dat Indonesië dan uit elkaar zou vallen. Maar onze leiders waren niet gek. Die hebben meteen na de onafhankelijkheid een einde gemaakt aan die federatie, en toch de Republik Indonesia uitgeroepen.’
Suwarno volgde de machtsoverdracht vanuit Solo, via de radio. ‘Het was stampvol in de ruimte waar de radio stond. Allemaal luisterden wij ademloos naar wat er werd gezegd.’ Het was een feestelijk moment. ‘Iedereen omhelsde iedereen. Onze oorlog was echt voorbij. Wij konden eindelijk weer naar huis.’
Tot dan toe was de onafhankelijkheid altijd een droom geweest. Nu was het echt zover. ‘Mijn droom was die van een schoon, opgeruimd land met mooie treinen. Een land waar iedereen gelukkig zou zijn. Maar de eensgezindheid van 27 december viel al na een paar maanden uit elkaar.
‘En als ik nu om mij heen kijk, krijg ik pijn aan mijn hart. De corruptie, het gekonkel in het parlement. Is dit het resultaat, na zestig jaar? Wij dachten dat de revolutie in 1949 klaar was, maar hij moet nog beginnen.’
Volkskrant