Bronnen:
F.S. Gaastra - De geschiedenis van de VOC, 1991 - Nederlandse koloniale geschiedenis overzee, 1982.
R. Spruit - J.P. Coen Dagen en nachten in dienst van de VOC, 1987.
S.L. v.d. Wal - Besturen overzee, 1977.
Waanders en het Tropenmuseum.
Jean Chrétien Baud, kleinzoon van een Zwitsers huursoldaat die op 15 jarige leeftijd naar Nederland kwam, zoon van een kolonel en zelf als adelborst begonnen in 1807 en werd vlak voor zijn dood in de adelstand verheven als dank voor diensten aan het vaderland.
Hij begon zijn loopbaan als adelborst in 1807, raakte in Engels gevangenschap en keerde 3 jaren nadien terug naar Nederland, na verschillende omzwervingen als matroos op een Amerikaanse koopvaarder.
In het gevolg van Gouverneur Generaal Janssens, die Daendels moest aflossen, reisde hij mee naar Nederlands Indië, dat zijn levensvervulling werd.
Als ambtenaar onder Raffles en later het Nederlands Bestuur, als directeur Oostindische Zaken op het Ministerie van Koloniën (1824-1833), als Gouverneur Generaal ad interim (1833-1836), als minister van koloniën (1840-1848) en als Tweede Kamerlid (1850-1858), drukte hij een onuitwisbaar stempel op het Nederlands koloniaal beleid tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw.
Onder invloed van de liberale economische gedachten van Raffles, meende hij aanvankelijk de Javaanse bevolking vrije beschikking over de agrarische productie te moeten verlenen, opdat de kolonie weldra een ongekende welvaart zou genieten.
De slechte resultaten echter, maakten hem een toegewijd uitvoerder en hardnekkige verdediger van het Cultuurstelsel.
Geconfronteerd met de uitwassen en misstanden bepleitte hij tenslotte als kamerlid een grondige herziening van het stelsel.
Afschaffing was ondenkbaar omdat de "Indische baten" de kurk waren, waarop Nederland drijft.
In andere opzichten waren Baud's beginselen rotsvast: Het Nederlandse gezag zou zich in Indië alleen kunnen handhaven als het bestuur de medewerking en het vertrouwen genoot van de Javaanse regenten,"... "want de Javaansche bevolking weet zeer wel, dat wij daar eigenlijk niet behooren."