„Mijn Jappenkamp viel erg mee”23-01-2009 11:44 | Niek Stam
Een Nederlandse familie op Java moet in juli 1947 vluchten.AMSTERDAM – Het Jappenkamp viel me erg mee, zei ex-kampkind prof. Cees Fasseur donderdag in Amsterdam. Hij zei er meteen bij dat hij eigenlijk te jong was om dat goed te kunnen inschatten. Hoe het echt was in zijn kamp, is nu na te gaan via het digitale NIOD-archief over Nederlands-Indië.
Dat gloednieuwe digitale archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) werd donderdag opengesteld. Er is vijf jaar gewerkt om documenten die het instituut over Nederlands-Indië heeft te rubriceren.
Het materiaal omvat 80 strekkende meter aan archiefkasten. Alles daaruit is nu op te vragen via internet.
Saillant detail is dat deze noeste arbeid mede betaald is door de Japanse overheid. De Japanse ambassadeur mocht dan ook donderdag het eerste exemplaar van een boek over de –inmiddels gesloten– Indische afdeling van het NIOD in ontvangst mocht nemen.
Navraag leert dat het niet ongebruikelijk is dat Japan meebetaalt aan geschiedenisprojecten over Nederlands-Indië. Een NIOD-medewerker vertelt dat er al sinds 1995 financiële steun vanuit Japan komt. „Niet met bombarie, als een soort ”wiedergutmachung”, maar zoals ze dat het liefst doen: achter de schermen.”
Mede door het Japanse geld is er nu dus een schat aan informatie beschikbaar over de bezetting die het land zelf heeft uitgevoerd. Onder meer over de Jappenkampen, maar ook dagboeken en tekeningen zijn er te vinden.
Helemaal digitaal te lezen is het allemaal nog niet. Tot nu toe bevat het archief alleen maar verwijzingen. Wel wordt er volgens NIOD-medewerker Rolf Utermöhlen hard gewerkt om ook de dagboeken op internet in te kunnen inzien. Geen gemakkelijke klus, aangezien sommige dagboeken met kleine letters op wc-papier zijn geschreven.
Wie meer wil weten over het kamp Lampersari/Sompok in Semarang, waar prof. Fasseur enkele jeugdjaren sleet, ziet dat er maar liefst vijftien in dat kamp geschreven dagboeken bestaan. Ook circuleerde er de provisorisch gemaakte kampkrant Kampkroniek, waarvan de drie jaargangen helemaal op internet staan.
Fasseur zelf was pas drie jaar oud toen hij er met zijn moeder terechtkwam. Zijn vader werkte in Indië voor de BPM, de Bataafsche Petroleum Maatschappij, en meteen na bezetting werden moeder en twee kinderen „door reisorganisatie Nippon” per trein en bus naar een kamp gebracht.
Het kamp was niet het ergste dat er bestaan heeft, bleek achteraf. En zo had Fasseur het ook niet ervaren. „Het voordeel was dat ik te jong was om me ter herinneren hoe comfortabel het echte leven was geweest van voor de oorlog.”
„De bewakers waren vaak wel vriendelijk tegen jonge kinderen”, aldus Fasseur. Hij herinnert zich verder de „hoge vriendjesdichtheid” in het kamp. Ook dat is te checken. Navorsing in de namenlijsten van het kamp leerde dat er naast 3000 vrouwen in totaal 5000 kinderen in Lampersari zaten.
De mooiste dag in het kamp was de bevrijding, zegt Fasseur. Maar voor Indische Nederlanders volgde meteen daarop een grote teleurstelling. „Ook voor mijn vader. Die verwachtte dat met de nederlaag van Japan ook het oude Indië weer was teruggekeerd. De Nederlandse regering dacht er trouwens ook zo over.” Het tegendeel bleek, toen Indonesiërs meteen de Bersiap-opstand begonnen.
Toen bleek hetzelfde Jappenkamp de redding van Fasseurs, omdat de Japanse bewakers het succesvol verdedigden tegen de opstandelingen, die het op de Nederlanders hadden voorzien.
Het kostte mijn vader de nodige moeite om in te zien dat het oude Indië niet meer terugkwam, zei Fasseur. „Maar hij was niet de enige. Ook de Nederlandse overheid dacht er zo over. Het kostte nog vier jaar vechten en politionele acties voordat die illusie voorgoed verdwenen was.”
niod.nl,
geheugenvannederland.nl,
torrenueva.eu/ls.
Reformatorisch Dagblad