Bronnen: Waanders.
Pieter van de Broecke, koopman en in dienst van de VOC (en wie hij is geweest kan men vinden in de historische geschriften en huidige studies van nazaten en gelieve deze Pieter van den Broecke NIET te verwarren met zijn vader, die eveneens zo heette) zette voet aan wal in Mocha (het huidge Yemen) (denk ook aan MOCCA) en keek met verbazing toe, hoe men daar met welbehagen slurpte van zwart water.
Bij navraag bleek dat het vocht uit vreemde zwartgebrande boontjes werd getrokken.
En al gauw nam de VOC dus deel in en aan de plaatselijke koffiehandel.
Het duurde echter tot 1663 aleer Nederland kennis nam van de eerste lading aangevoerde koffie en nog geen halve eeuw later wilden in Nederland "meijden en naeisters 's morgens eerst hare coffi hebben, alvorens aan den arbeit te beginnen."
Maar teelde de VOC in Indië ook zelf de koffie?
Gouverneur generaal Camphuijs probeerde het in 1696 en pas in 1711 leverde de regent Ara Wiratanoe van Cianjur(Tjiandjoer) in de Preanger (Parahyangan) de eerste partij Java-koffie af: 100 pond.
De koffie-aanplant vergde geen kapitaal, geen ingewikkeld gereedschap en geen specifieke kennis en iedereen kon het. En zo ontstond het Preangerstelsel.
De bevolking werd tegen karig loon gedwongen tot teelt van koffie, die door haar eigen hoofden, de regenten, aan de Compagnie werd verkocht.
Zo ging reeds in 1720 honderdduizend pond Preanger-koffie naar Europa en niet veel jaren later was het een miljoen pond geworden, met als resultaat overproductie: lager prijsniveau terwijl de inheemse bevolking eigenlijk "teveel betaald" kregen, waardoor bij de compangie de gedachte heerste, dat zij (de bevolking) wel eens in weelde zou kunnen leven.
Al ras gooide de compagnie het roer om: lagere inkoopprijzen van de regenten werden doorgevoerd.
Waar voorheen 21 rijksdaalders werden betaald, werd het teruggeschroefd naar 5 rijksdaalders en het gevolg daarvan was dat de koffie cultuur al snel werd stopgezet.
Men verhoogde de prijs naar 9 rijksdaalders en dat hielp ook niet.
Daarop besloot men tot het plegen van harde dwang: "De duijvel zal degeene wiens coffijplantage ik niet in orde vinde een rokje naaijen" brulde een compagniedienaar tegen een verschrikt en bevreesd dorpshoofd en de arme boeren, zij ploegden voort op last van het dorpshoofd.
Soms echter kwam de arme boer wel in opstand en bijvoorbeeld werd de regent van Cianjur, zetbaas van de compagnie, vermoord, maar het schrikbewind van de compagnie ging door.
Tegen het einde van het bestaan van de compagnie, bleek dat de koffie handel de eerste plaats haalde onder de winstgevende projecten.