Ultieme waarheidsdocumentenFotografie – Troostmeisjes
Jan Banning werkt met de passie van een wetenschapper
Wainem 1925, Mojogedang, Midden-Java
Rotterdam – Het portret van Wainem is het bekendste beeld uit de nieuwste serie van Jan Banning,
Troostmeisjes. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom dat is. Het is de foto die het meest contrasteert met de titel.
Troostmeisjes – je voelt dat dit een joekel van een eufemisme is, een sussend woord dat associaties oproept met zachte oma-armen en onschuldige warmte, en dan WAM – krijg je Wainem.
Wainem is boos. Zo ziet ze er tenminste uit: gefronst voorhoofd, gerimpelde neus, rechte mond en ogen die onweren en regenen tegelijk. Haar schouders zijn opgetrokken, haren verstopt onder een wit mutsje. Ooit, tijdens de Tweede Wereldoorlog, was zij een troostmeisje, een door de Japanse bezetters tot prostitutie gedwongen jonge Indonesische vrouw. Samen met naar schatting tweehonderdduizend andere jonge vrouwen, meisjes soms van 11, 12, 13 jaar, werd ze tewerkgesteld door Japanse soldaten.
Ze moest matten vlechten en eten koken. En daarvoor en daarna en ertussendoor moest Wainem heel andere dingen doen, dingen waarvoor ze zich nu, zo’n 65 jaar later, nog altijd schaamt. Daarom houdt ze alles en iedereen met die borende blik op afstand: het verleden, de fotograaf met zijn grote camera, en iedereen die nu haar beeltenis kan zien. Daar hangt ze, haar gezicht op groot formaat in de Rotterdamse Kunsthal, samen met lotgenoten. Daar staat ze, op het omslag van het bijbehorende boek, en op de tentoonstellingsuitnodiging. Je kunt onmogelijk om haar heen.
Twee jaar lang reisden Jan Banning en journalist Hilde Janssen door de Indonesische archipel. Ze waren op zoek naar de gezichten achter het grootschalige misbruik. Dat was nog niet makkelijk, zo lees je in Janssens boek
Schaamte en onschuld. Het verdrongen oorlogsverleden van troostmeisjes in Indonesië, dat parallel verscheen aan Bannings fotoboek
Troostmeisjes, en waarin Bannings portretten in zwart-wit staan.
Sommige slachtoffers hadden hun verleden zo ver weggestopt dat zelfs hun naaste familie er niets van wist. Interviews verliepen stroef omdat buren konden meeluisteren. In totaal interviewden en fotografeerden Janssen en Banning vijftig voormalige troostmeisjes, het bovenste topje van een gigantische ijsberg.
Pas wanneer je beseft hoe groot het zwijgen is dat dit kleine aantal vrouwen na zolang heeft doorbroken, weet je hoe de gedetailleerde portretten van Banning moeten worden opgevat. Hoe ze moeten worden gezien. Als ultieme waarheidsdocumenten.
Woede, angst, verdriet, schaamte en verbetenheid – de gemoedstoestanden van decennia hebben de vrouwen er tijdens het nemen van de foto’s in Bannings mobiele studio in één keer uitgegooid, en als een bal richting de camera gegooid. Rang! Die portretten zijn de definitieve bewijsstukken van hun ongeluk, veel meer nog dan de interviews, omdat ze hier eindelijk hun gezichten laten zien en zich daarvan bewust zijn. Je ziet het aan de ernst in hun ogen, soms zacht, soms bitter – nooit is hun blik vrijblijvend.
Er zijn fotografen die worstelden met de vorm voor hun werk. Dat zie je altijd terug. Er klopt iets niet, er wringt iets, er lijkt iets tussen het publiek en de foto in te staan waardoor je misschien wel kunt kijken, maar niet goed weet waarnaar dan. Dat is bij de foto’s van Jan Banning nooit het geval. Sta je ervoor, dan vraag je je niet af of het ook anders had gekund, die vorm – dan kun je gewoon met kijken beginnen, omdat het is wat het is. En het is goed.
Misschien is dat het resultaat van jarenlang projectmatig werken. Elk onderwerp dat Banning aanpakt, of het nu een dorp in Malawi is, bureaucratie of de aanleg van de Birma-spoorweg – de fotograaf stort zich erin met de passie van een wetenschapper. Hij doet diepgravend onderzoek voordat hij gaat fotograferen, vaak in samenwerking met een journalist. Dat onderzoek is wellicht een verklaring voor het feit dat de vorm rechtstreeks, geconcentreerd en gecontroleerd voortvloeit uit de inhoud.
Wat niet wil zeggen dat er geen ruimte is voor verrassingen. Er zit een vlieg op Wainems witte mutsje. Dat heeft iets komisch, en tegelijkertijd is het ongelooflijk dat het beest zo rustig zit op het gebreide oppervlak, waaronder het broeit en gist en borrelt en grauwt. Jan Banning wuifde de vlieg niet weg. En misschien zat hij er maar even, maar nu staat hij voor eeuwig op de foto. Hij is samen met Wainems priemende gezicht een bewijsstuk geworden van het moment waarop een fotocamera voor het eerst betekenis gaf aan het verdriet in de ogen van het oude Indonesische troostmeisje. Je blijft ernaar kijken.
Merel Bem
De Volkskrant – Kunst
Zaterdag 8 mei 2010
Jan Banning: TroostmeisjesT/m 29/8 in de Kunsthal, Rotterdam. Jan Banning: Troostmeisjes (Ef & Ef in Boeken, € 25); Hilde Janssen: Schaamte en onschuld (Nieuw Amsterdam, € 16,95).