Adat: Leefregels van de Molukker
10-05-2010 13:50 | tekst Jacob Hoekman
Voor trouwen zijn regels als je een Molukker bent. Voor kinderen opvoeden ook. En voor begraven niet minder. Vandaag deel 8 in een serie: De kracht van de adat biedt nog generaties lang een leefregel.
Als je uitgenodigd bent om te blijven eten, zul je Moluks eten ook. Dat is je lot als je in Molukse kring bivakkeert. Dan heb je je te spijzen met nasi tim (gesmoorde rijst), aan bakso ikan (visballetjes), aan ajam smoer (gesmoorde kip) en aan iris-iris (gesneden groenten). Om vervolgens te horen: „Ja, hij wil nog meer. Schep hem nog maar een keer op.”
Maar het mooist is om je te laven aan de verhalen. Over de hoogtijdagen bij trouwen en belijdenis doen. En in zekere zin ook bij begrafenissen. „Dan komt er familie uit het hele land”, zegt Wim Hehanussa (58) op een avond aan tafel in zijn huis, hartje Molukse wijk in Assen. „De saamhorigheid merk je nooit zó intens als bij dat soort gelegenheden.”
En niemand komt met lege handen. Een goed gebruik in Molukse kring is het overhandigen van enveloppen met inhoud aan degene die trouwt of belijdenis doet. Of aan de nabestaanden in het geval van een overlijden. „Wij worden eigenlijk nooit rijk, we geven alles weg”, zegt Hehanussa. Maar hij lijkt er niet onder te lijden. „Wij geven vanuit ons geloof, en vanuit de gedachte elkaar te helpen. Vroeger, toen we nog geen verzekeringen hadden, kón dat ook niet anders. Zonder de hechte steun van je omgeving redde je het simpelweg niet.”
ik ben geboren in een land
dat niet van mezelf is
Later die avond wordt het gesprek voortgezet, in de Molukse kerk. Een aantal jongeren en ouderen schuift aan. Hoe gaan zij om met de tradities van de Molukse cultuur? Kun je die nog wel doorgeven tot in het derde en vierde geslacht? Zal de heimwee naar Maluku dan altijd blijven bestaan?
Voor Janus Berhitu (53), een goedlachse Molukker uit Assen, is dat geen vraag. „Ik heb drie jongens. Maar zij zijn en blijven Berhitu’s, en ook de kinderen die zij krijgen zullen Berhitu’s zijn. Hun geschiedenis nemen ze met zich mee; ik denk niet dat je daarvan afstand kunt nemen. Al zouden mijn kinderen net zo blank zijn als u, die naam dragen ze met zich mee. Mét alles wat daarbij hoort.”
Berhitu staat niet alleen. Dat Molukse tradities alles in zich hebben om ook in Nederland nog een lang leven beschoren te zijn, dat spreekt geen Molukker tegen. Natuurlijk zijn er ook in Molukse kring mensen die er weinig waarde aan hechten, maar zij wonen in opmerkelijk veel gevallen buiten de Molukse wijken.
De reden voor die stelligheid is de adat. Dat begrip duidt op de aloude traditionele Molukse instituties, gebruiken, zeden en folklore. Kortom: de adat vertelt je als Molukker hoe je dient te leven, en vormt dan ook de onbetwiste kern van de Molukse identiteit.
ik ben geboren in een land
zonder palmen en kruidnagels
Waar gaat de adat eigenlijk niet over? Hij gaat over omgangsvormen – u zeggen tegen ouderen, bijvoorbeeld. „Bij ons is het: Dag tante, dag oom”, legt Ann Kaidel (60) uit. „De jongeren zeggen nog u. Bij Nederlanders is het gelijk jij en jou”, moppert ze.
Janus Berhitu vult aan: „Die traditie is heel waardevol. Als je gaat solliciteren en je laat blijken dat je de ander respecteert, heb je een streepje voor.”
Het is niet eens een optie om je kinderen de beleefdheidsformules níét bij te brengen, constateert Sonny Titarsole (38), die binnenkort hoopt te trouwen. „Dan wordt er over je gepraat, dan hoor je dat je je kinderen niet goed opvoedt.” Hij haalt zijn schouders op, haast verontschuldigend: „Het zijn de verwachtingspatronen, hè?”
ik ben geboren in een land
zonder te leren wie ik ben
Kan de adat benauwend zijn omdat iedereen over je schouders meekijkt of je het wel goed doet?
Het blijft stil in de consistorie van de kerk, waar de diverse generaties om de tafel zitten. Instemming is er niet. Ontkenning komt uiteindelijk wel. Van Sonny Titarsole, een van de jongste aanwezigen. „Ik heb op een flat gewoond, buiten de wijk. Daar heb ik hele dagen op het balkon gezeten om m’n kind in de gaten te houden. Het is misschien heel discriminerend, maar de Nederlandse kinderen liep ik gewoon lopen. Zij zijn geen Molukkers. Als je je daarmee bemoeit, krijg je alleen maar last. Dat is in de wijk heel anders. Daar zal ik altijd kleine kinderen aanspreken als ik weet dat ze te ver van huis zijn. En andersom stel ik het ook op prijs dat anderen míjn kinderen aanspreken.”
Maar de adat gaat verder dan wat beleefdheidsregels en het aanspreken van het kind van een ander. Véél verder. Janus Berhitu komt terug op wat hij eerder zei, over de naam die zijn kinderen en kindskinderen met zich mee zullen meedragen. Die naam is niet alleen in iemands voordeel, zegt hij nu. „Soms dragen de kinderen die als een last, als een kruis. Bijvoorbeeld in het geval van de pelaschappen. Het kan zijn dat je graag wilt trouwen, en dat het simpelweg niet kán.”
Het is een van de opvallendste onderdelen van de adat: de pela’s of verbonden tussen verschillende geslachten. Ooit, eeuwen terug, werden ze gesloten om de onderlinge band tussen de diverse dorpen op de Molukken te verstevigen. De band tussen de verschillende clans werd daarmee net zo stevig als die tussen familieleden onderling. Het gevolg: trouwen met iemand van een pela is hetzelfde als trouwen met een nabij familielid.
Doe je het toch, dan volgt de straf. Vanzelf. „Dat is al zo vaak gebleken als een jongen en een meisje ondanks hun pela toch trouwden”, zegt Berhitu. „Een man uit het dorp van mijn vader is ooit met een vrouw uit een verboden dorp getrouwd. Al hun kinderen hebben kanker gekregen. Ik weet dat je dan kunt redeneren, zo van: ’t Zal wel in de genen zitten. Maar wij denken daar anders over.”
ik ben geboren in een land
ik heb mezelf
Maar de Nederlanden zijn niet de Molukken. Liggen de peladorpen daar in de regel ver van elkaar, hier kan het zomaar zo zijn dat het meisje van drie huizen verderop een ‘verboden’ meisje is.
Met alle tragische gevolgen van dien, zoals rond de treinkaping bij De Punt in 1977. Aan die kaping deed één meisje mee, Hansina. Haar vriend was ook onder de kapers. Een gelukkige toekomst leek voor hen ondenkbaar. Niet alleen omdat ze zich geen toekomst konden voorstellen zonder een eigen Molukse staat, maar ook omdat trouwen er voor hen niet in zat. Een pela tussen de dorpen van hun voorouders stond het in de weg.
Nog altijd geldt de pela als heilig, „al woon je hier al zestig jaar”, zoals een oudere vrouw uit de Molukse wijk in Assen het uitdrukt. Zij woont inderdaad bijna zestig jaar in Nederland. Ze doet haar verhaal terwijl ze –alweer– een heerlijke Molukse maaltijd opdient.
Verschillende van haar eigen dochters trouwden met Nederlandse mannen. „Prima. Maar ik zou het echt heel erg vinden als mijn dochter zou trouwen met iemand van een pela. Het pelaschap is een verbónd! Dat is destijds met de Heer gesloten. Dat kun je niet zomaar aan de kant zetten.”
Ze schept nog eens op, terwijl ze onophoudelijk blikken op de oven. werpt. Daar staan rolkoeken in, voor een activiteit in de kerk later die avond.
Tijdens het eten kan ze zich niet langer bedwingen en gaat even kijken of de zaak niet aanbrandt. Eenmaal terug put ze zich uit in verontschuldigingen. „Zomaar van tafel weglopen als je een gast hebt, dat kan echt niet volgens onze adat. Papa had dit nooit goedgevonden.”
De cursieve regels komen uit het gedicht ”Mijn” van de Molukse dichter Djodjie Rinsampessy, over het leven in twee werelden.
Ref.Dagblad
(in het artikel zelf staan geen cursieve regels.......