Indonesië krijgt last van de crisis
Van onze correspondent Michel Maas
gepubliceerd op 05 februari 2009 22:09, bijgewerkt op 5 februari 2009 22:19
JAKARTA - De meeste Indonesiërs merken nog niets van de kredietcrisis. Toch begint die zijn invloed uit te oefenen. In de belangrijke palmoliesector dreigt bvijvoorbeeld een ramp. Fabrieken ontslaan werknemers met honderden tegelijk.
De serveerster van Häagen-Dazs in het luxe winkelcentrum Pondok Indah in Jakarta verontschuldigt zich. Ja, de ‘Belgische wafels’ zijn tegenwoordig inderdaad bleek, en veel platter dan op de foto in het menu. Taai zijn ze ook, en hard als karton. ‘Dat komt door de crisis’, zegt het meisje bedremmeld. De crisis? ‘Het meel is te duur geworden. Dat was speciaal meel, dat wij moesten importeren, maar dat is niet meer te betalen. Daarom gebruiken wij lokale meel, en een nieuw recept.’
De grote, wereldwijde economische crisis laat soms microscopisch kleine sporen na. Het leed is nog te overzien. Sowieso vragen veel Indonesiërs zich af: ‘Crisis? Welke crisis?’
Het gaat ogenschijnlijk nog goed met het land. Het gemor over de prijsstijgingen van vorig jaar is vergeten. Nu de olieprijzen kelderen, dalen alle andere prijzen mee. De afgelopen twee maanden was er zelfs deflatie. De dollar is dan wel peperduur geworden, maar in eigen land is de Indonesische roepia ineens weer wat waard. Met ook nog eens een goede rijstoogst in het verschiet (februari en maart zijn de oogstmaanden en de rijst staat er prachtig bij) lijkt het land af te stevenen op betere tijden.
President Susilo Bambang Yudhoyono benadrukt telkens dat deze crisis aan Indonesië voorbij zal gaan. ‘Ik zeg klaar en duidelijk dat, als God het wil, er ditmaal geen crisis zal komen zoals die van tien jaar geleden.’ De economische crisis die in 1997 Azië trof, bracht Indonesië aan de rand van de afgrond. Banken stortten in en sleurden de hele economie mee. De toenmalig president Soeharto moest aftreden in de onrust die volgde.
Indonesië is na tien jaar nog steeds niet helemaal hersteld. Het loopt ver achter bij andere Aziatische landen, zoals Zuid-Korea, Taiwan en Japan. Maar die achterstand blijkt nu een zegen: juist de economische voorlopers krijgen de volle klappen, terwijl Indonesië redelijk ongeschonden lijkt.
Econoom Umar Juoro van het Habibie Center, een Indonesische denktank in Jakarta: ‘Wij lopen met het herstel ver achter bij andere landen in de regio, en dat is nu onze redding. De Koreanen bijvoorbeeld hebben veel buitenlands geld moeten lenen om hun enorme groei te kunnen financieren, en die leningen breken ze nu op. Indonesië had dat punt nog niet bereikt.’
De directe pijn van de financiële crisis wordt bijna alleen gevoeld op de Indonesische effectenbeurs. De index daalde daar van 2.700 naar 1.250 punten, en de aandelenhandel kwam bijna stil te liggen. Juoro: ‘De eersten die hun geld uit de beurs haalden waren de buitenlandse investeerders, die in 2007 waren ingestapt, toen de index nog met 50 procent steeg.’
De enorme hoeveelheid dollars die met de beleggers uit Indonesië verdween, heeft de Amerikaanse munt schaars gemaakt, en de dollarkoers de hemel in gejaagd. En dat heeft de Belgische wafels bij Häagen-Dazs in Jakarta bedorven.
Een dollar, die een jaar geleden nog 9.200 roepia waard was, kost nu 11.300. De banken zitten op hun geld. Djisman Simandjuntak, hoogleraar aan de Prasetja Mulya Business School in Jakarta: ‘Wij hebben onze les geleerd van de vorige crisis, in 1997. De regering en de banken zijn nu veel alerter. Zij nemen geen enkel risico meer.’
Geld lenen is ook voor anderen zo goed als onmogelijk. ‘Fabrieken staan nu op de wachtlijst van de banken. Zelfs de palmolie-producenten kunnen bijna niets meer lenen. Palmolie was tot voor kort de lieveling van de banken.’
In de belangrijke palmoliesector dreigt een ramp. Indonesië is de grootste palmolie-exporteur ter wereld, en eenderde van die export loopt via Riau op het eiland Sumatra. Uit Riau is de laatste maanden geen tanker met palmolie meer vertrokken. Bijna een half miljoen mensen op Sumatra alleen, zien elke maand hun inkomen verder wegsmelten.
Dat zijn problemen die op straat in Jakarta nog niemand opvallen. Toch knaagt de crisis ongemerkt aan de fundamenten van de economie.
De export is het afgelopen jaar met 21 procent teruggelopen. Dat valt mee als je het vergelijkt met Taiwan (40 procent) of Zuid-Korea (35 procent), maar de eerste fabrieken hebben ook hier hun deuren al gesloten. De textielfabrieken, elektronicafabrieken en schoenfabrieken rond Jakarta ontslaan hun mensen bij honderden tegelijk. Hoeveel fabrieken al dicht zijn, hoeveel mensen ontslagen: niemand houdt dat bij. De sluitingen verlopen geruisloos en de werkers verdwijnen onopgemerkt in het gigantische anonieme leger van Indonesiërs die leven op de rand van de armoede. Volgens de Wereldbank moet ruim de helft van de bevolking rondkomen van minder dan 2 dollar per dag. Ook de bedrijven worden aan hun lot overgelaten. Niemand kan ze helpen.
Indonesië heeft het geluk dat het geen groot exportland is. ‘Export maakt maar 27 procent uit van de economie.’ Economen, en president Yudhoyono, zijn daarom optimistisch. De binnenlandse consumptie kan de economie, ook in tijden van crisis, draaiend houden. Dat lukte tien jaar geleden, toen mensen in weerwil van de crisis (Indonesische) auto’s en televisies bleven kopen, dus dat moet ditmaal ook kunnen lukken. Maar de verkopen van auto’s en motoren lopen in Indonesië voor het eerst in jaren scherp terug.
Het meest optimistische geluid komt nog van econoom Simandjuntak: ‘Eén geluk is, dat je in Indonesië ook met heel weinig geld kunt overleven. Er is al gauw genoeg voor een beetje rijst en een beetje groente. En meer heb je niet nodig. Toch?’
Volkskrant