Het fotoalbum van… Liesbeth List‘Wat heb ik toch een leuk leven gehad!’ Voor zangeres Liesbeth List is een rondgang langs oude foto’s een feest. Alhoewel: ‘Voor hetzelfde geld had ik hartstikke gek kunnen zijn, toch?’
Tekst: Hilde Postma.
Foto’s: Jacqueline de Haas, privécollectie Liesbeth List
Een herfstmiddag, ergens in Amsterdam-Noord. Het appartement van Liesbeth List en haar man Robert Braaksma ligt op de negende en hoogste verdieping. Ramen rondom, die uitkijken over het IJ en de rest van de stad. Java- en KNSM-eiland en de noordkant van Amsterdam met het M-lab, Hotel de Goudfazant en het Wilhelminadok liggen als een landkaart aan de voet. “Ja prachtig hè, we wonen hier nu drie jaar, we zijn voor het uitzicht gevallen,” zegt List. Dan: “Rob, het is half vijf, ik lust wel een wit wijntje.” ”Zeg dat dan meteen!,” antwoordt manlief – voormalig restaurantuitbater – die zijn pannen op het kookeiland meteen verlaat en de koelkast induikt, waarna hij glazen witte wijn serveert. Lists vertederde blik glijdt over de foto’s. “Het is een uit de hand gelopen hobby van een fan van me: Paul Pestman. Hij archiveert alles voor me, we hebben duizenden foto’s! Velen ervan staan ook in mijn biografie. Als ik dat boek lees, denk ik: wat een rijk leven! Er gebeurt heel veel, er is veel rumoer en veel ellende, maar het is nooit saai – en ik ben niet onderuit gegaan! Daar ben ik heel blij mee. Ja, voor hetzelfde geld had ik hartstikke gek kunnen zijn, toch? Als je een zwak karakter hebt en de dingen niet kunt verwerken, dan haal je het niet. Maar ik heb een positief ingesteld karakter. Dat is mijn redding.”
foto 1: Bandoeng, 1942: 'Ik was ongeveer 1 jaar oud.'
foto 2: Waanzinnige strikken
foto 3: In de vuurtorenList laat een foto zien van zichzelf met haar biologische moeder. “Hier was ik ongeveer 1 jaar, het zal in 1942 in Bandoeng geweest zijn. Kort hierna gingen mijn moeder en ik het kamp in. Mijn vader hield de foto de hele oorlog bij zich. Hij werd door de Japanners te werk gesteld in de mijnen in de buurt van Nagasaki. Na de oorlog zat ik met mijn moeder in een kamp in Sri Lanka, waar wij wachtten op de boot naar Nederland. Mijn vader hoorde via via dat wij daar zaten. Tussen duizenden mensen heeft hij ons uiteindelijk gevonden. Wat er met mijn moeder in het Jappenkamp precies is gebeurd, weet ik niet. Maar in het kamp zelf heeft ze aan een andere vrouw verteld dat ze was verkracht door de Jappen. Langzaamaan is ze daar totaal apathisch geworden. In Sri Lanka knapte ze enigszins op, vooral nadat mijn vader ons gevonden had. Maar een dag of tien na de hereniging nam ze honderd malariapillen in. Mijn vader haalde de kamparts erbij, omdat ze lag te ijlen. Hij dacht dat ze malaria had, en hij gaf haar een injectie daartegen. Maar daarmee gaf hij haar nog een dosis: ze stierf. Mijn vader was er kapot van. Het einde van de oorlog betekende voor hem het einde van zijn geliefde, heel tragisch. Ik heb brieven die hij in die tijd naar de familie van mijn moeder stuurde. Tot en met de dag van vandaag heb ik ze niet allemaal kunnen lezen. Ik stel het uit, ik raak er emotioneel van. Maar ik moet toch eens flink zijn – en ze gaan lezen.” Even stilte, dan: “Ja, dat zal toch eens moeten. Er zijn ook een aantal van die brieven opgenomen in mijn biografie, die heb ik wél gelezen. Ik heb gelachen, ik heb gehuild. En op dat moment besef je toch dat je ergens een gat in je ziel hebt.”
“In het kamp in Sri Lanka had mijn vader een vrouw leren kennen, zij had drie kinderen, ze was ook haar man kwijtgeraakt in de oorlog. Mijn stiefmoeder haatte mij, zij wilde mijn vader niet delen met mij. Als mijn vader thuiskwam, vertelde ze hem wat voor vreselijke dingen ik die dag weer had gedaan – en dan kreeg ik met de bamboestok. Ze sneed me ook met een scheermesje in mijn huid, ze dacht zo de boze geesten van mijn moeder uit te drijven. Mijn stiefmoeder bracht me regelmatig bij Tante Toos, de oudste zus van mijn moeder, dan was ze even van mij af. Maar ik werd ook in een weeshuis achtergelaten. Toen ze erachter kwamen dat mijn vader nog leefde en ik dus geen wees was, moest ik daar weer weg. Vervolgens ben ik nog naar een betaald pleeggezin in Alkmaar gestuurd. Ik vond dat gewoon, ik was gewend dat er met me gehusseld werd. Toen ik 7 was, gingen we op vakantie naar Vlieland. Mijn stiefmoeder hoorde iemand op de boot naast haar zeggen dat ze een kind wilde adopteren, omdat ze er zelf geen kon krijgen. Mijn stiefmoeder is op Vlieland naar haar op zoek gegaan. Op een dag werd ik afgeleverd bij de familie List in Hotel Golfzang. Mij werd gezegd: “Ga jij maar naar de tuin – je mag elke bloem plukken die je mooi vindt.” Toen ik weer binnenkwam met mijn boeket in mijn knuisjes was mijn stiefmoeder al vertrokken. Ik heb geen afscheid kunnen nemen van mijn zusjes of mijn vader. Maar ik was gewend dat ik werd achtergelaten. Ik dacht: het hoort zo. Toen ik ’s avonds naar bed werd gebracht, vroeg ik: mag ik voortaan papa en mama zeggen? Toen heeft mijn pleegmoeder een traantje gelaten. Nee, ikzelf niet, ik lag heel tevreden in mijn bed. Maar er waren ook dagen dat ik mezelf in slaap huilde, en de dekens streelde: ‘Mama, mama, mama,’ fluisterde ik dan. Onbewust heb ik mijn moeder waarschijnlijk toch gemist.”
“Vanaf die dag was ik niet meer Elly Driessen, maar Liesbeth List. Ik was heel tevreden met mijn nieuwe bestaan: ik kreeg speelgoed, er was strand en duin en er waren andere kinderen om mee te spelen.” Ze toont een volgende zwart-witfoto: “Kijk, hier zal ik 8 zijn geweest? De pop had ik voor Sinterklaas gekregen. Ja, zoet hè: die waanzinnige strikken in mijn haar.”
foto 4: Shaffy Chantant in 1964
foto 5: Naturel - 'mijn eerste vakantie met Rob'
foto 6: Revival - met Frank Boeijen“Mijn vader was de liefste man van de wereld. Hij hield eigenlijk niet van het hotel dat hij met mijn moeder runde. Hij had daarvoor altijd gevaren, was gewend de zee te zien. Op een dag kwam hij thuis met de mededeling: “Marie, ik ben aangenomen als vuurtorenwachter.” Kon hij weer naar zee kijken. Hotel Golfzang werd verkocht, wij verhuisden van het grote pand naar een klein arbeidershuisje onder de vuurtoren. Ik vond dat wel jammer, ik hield van het hotel.
Mijn moeder zorgde wel goed voor me, maar ze was veel te steng. Ik kreeg een vrij Spartaanse opvoeding. Ze deed nooit leuke dingen met mij, ze ging nooit met mij naar het strand. Ze kon niet echt koesteren. Wat dat was, dat heb ik pas later ontdekt.”
Liesbeth was een vrolijk kind, zong graag – vooral als ze tegen de wind in fietste. Ze ging naar de modevakschool in Amsterdam maar stopte na anderhalf jaar, omdat ze er het geduld niet voor had. Wel bleef ze met haar zanglessen doorgaan en werkte ze drie ochtenden per week als secretaresse bij een architect. Ze ging de kroegen in en in Le Fiacre ontmoette ze Ramses voor het eerst.
“Ramses vroeg wat ik deed, ik antwoordde: “Ik wil zangeres worden”. Hij zei dat ik maar eens bij hem langs moest komen omdat hij nog wel een paar liedjes had liggen – en ik dacht: getverderrie, weer zo’n versierder. Hij was daar met Joop Admiraal. Dat zij minnaars waren: ik had er géén idee van. Later belde hij me zelf: hij zocht een zangeres voor zijn chantantprogramma. Ik moest voor hem zingen en hij nam me aan.
Shaffy Chantant sloeg in als een bom. Het was iedere week feest: altijd met een andere hoofdgast zoals Fien de la Mar, Ellen Vogel en Ank van der Moer. Verder zongen Joop Admiraal, Shireen Stroker, Loesje Hamel, Ramses en ik mee. Eerst traden we op in het Miranda Paviljoen aan de Amsteldijk, later verhuisden we naar het Rembrandtsplein.
Henk van der Meyden organiseerde later de eerste tour door het land. Dat was voor zangers toen nog een onbekend fenomeen. De
Shaffy Cantate werd de theaterhit van Nederland.”
“Het is het grote cadeau in mijn leven: dat Ramses mij heeft opgeleid. Gewoon door er te zijn. En ja, natúúrlijk was ik verliefd op hem. We hadden wel een liefdesverhouding op het toneel. Ja, zonder seks. Ik was zijn grote liefde op het toneel, hij de mijne. Hij was mijn katalysator, er was iets magisch tussen ons. Ik was blij als ik het huis uit kon gaan om op te treden. Ik wist: Ramses geeft mij liefde! En ik wás iemand bij hem!”
Liesbeth was in die tijd met Cees Nooteboom maar ze was niet gelukkig met hem. “Tot die tijd hadden Ramses en ik niet vaak echte gesprekken, we waren vooral bezig met optreden, het leven te leven en feest te vieren. Hij zal een jaar of 50 zijn geweest zijn – hij was net gestopt met drinken – toen hij me tijdens een verblijf in Indonesië vragen begon te stellen over mijn verleden. Op de veranda, hij met een stickie, ik met bier. Hij was natuurlijk ook niet bij zijn biologische ouders opgegroeid. Hij vertelde me over zijn liefde voor Bhagwan, ik sprak over Krishnamurti. We koesterden allebei geen wraak tegenover onze biologische ouders. We hadden dezelfde zielen: heb het leven lief!”
“Kijk, op deze foto ben ik voor het eerst met Rob op vakantie (ze toont een foto in zwemkledij, met grote zonnebrillen op de neus). Toen ik voor het eerst bij Rob in Entresol op de Gelderse Kade ging eten, dacht ik: wat een mooie man. Maar ik was toen nog met Cees en Rob was getrouwd met een mooi meisje.”
Cees en Liesbeth gingen uit elkaar en ook het huwelijk van Rob eindigde in een scheiding.
Al snel trok hij bij haar in. Ze kregen samen Elisah. Liesbeth was toen 41.
“Ik wilde al heel lang een kind, maar Cees wilde dat in eerste instantie niet. Later lukte het niet meer. Ik dacht eigenlijk dat het er niet meer in zat. Maar op een dag had ik pijn in mijn borsten. Ik ging naar de dokter, ik zei: ik heb toch geen kanker? Hij zei: nee, volgens mij ben je zwanger. Ik vond het zo’n feest! Ik hou zo van kinderen! Een hemels geschenk, zo zag Rob het ook. Elisah was voor mij ook het kleinkind van mijn ouders die ik niet gekend had. Dat mijn moeder haar eigen dood had gewild, had ik haar allang vergeven. Zij was zo beschadigd, wat voor leven zou zij hebben gehad? Maar als ik naar Elisah keek, dacht ik vaak: mamma, wat jammer dat je je kleinkind niet kan zien opgroeien. Freek de Jonge heeft een prachtig lied voor me geschreven:
En nu ben ik moeder, meer moeder dan mijn moeder, meer moeder dan mijn moeder ooit heeft kunnen zijn.”
List stond op de bühne met Brel, Bécaud en Aznavour, werd dé vertolkster van het Franse chanson in Nederland. Maar juist dat chanson raakte in de jaren ’80 op z’n retour. Het ging niet goed met haar carrière, ze kreeg slechte kritieken (List zingt als ‘een brullende boei’, als ‘een Zingende Vuurtoren’) en om toch geld te verdienen zat ze in de stomste kwisjes. In 1993 kwam Frank Boeijen op haar pad. Hij wilde een cd met Liesbeth maken, met nummers van hemzelf, Maarten Peters, Stef Bos en Henk Hofstede. Bas Heijne schreef in het NRC een lovende kritiek.
“Daarna slaakte ik een indianenkreet: dit was mijn revanche. Ik heb een gigantische bos bloemen bij Bas Heijne laten bezorgen.”
“Sinds ik de rol van Edith Piaf heb gespeeld weet ik: ik ben bezig aan mijn laatste piek. In eerste instantie had ik niks met Piaf en haar snerpende stem. Maar al snel vond ik het heerlijk een mannenverslindster, verslaafd aan alcohol en drugs te mogen spelen. Een geweldige rol voor het nette meisje. Als ik nu naar beneden donder, weet ik: ik hoef me niet meer te bewijzen.”
“Er zijn zoveel mooie momenten geweest in mijn leven: Rob is in mijn leven gekomen, Elisah is onze grootste zegen, ik heb Ramses mogen ontmoeten.
En deze zomer is mijn kleinkind geboren: Lilah. Toen ik hoorde dat Elisah zwanger was, reageerde ik precies zoals ik deed toen ik zelf zwanger was: met indianengehuil. Wat geweldig, wat een mooi cadeau. Ja, voor Rob en mij voelt het alsof we er een kind bij hebben. Moet je kijken hoe mooi ze is! Ik geniet van het leven! We zitten hier op het dak van Amsterdam, we hebben een kleinkind, we zijn gezond, we hoeven geen medicijnen te slikken. Mijn vader heeft mij gered door mij weg te geven.
Ja, ik heb uiteindelijk ook mijn stiefmoeder vergeven. Zij heeft ook een tik meegekregen van wat er in het Jappenkamp is gebeurd. Sommige trauma’s worden van generatie op generatie doorgegeven, dat is bij ons niet gebeurd. Ik ben niet kapot gemaakt door verdriet, ik heb het overleefd, ik vier het leven, heb het leven lief! Rob, mogen we nog een glaasje?”
In het kort:
Geboren:
| op 12 december 1941 als Elly Driessen, in Bandoeng, Nederlands-Indië (nu Indonesië). Met haar moeder moet ze het Jappenkamp in, waarna haar moeder zich van het leven berooft. Op haar vijfde keer Elly terug naar Nederland. Twee jaar later wordt ze geadopteerd door een echtpaar op Vlieland. Vanaf dat moment heet ze Liesbeth List. | Opleiding:
| Haar pleegmoeder stuurt List naar zangles. In Amsterdam stimuleert haar zanglerares haar om auditie te doen en te solliciteren. | Carrière:
| Ramses Shaffy vraagt haar in 1964 voor zijn programma Shaffy Chantant. Dat betekende een doorbraak. Inmiddels staat ze ruim veertig jaar op de planken als zangeres en actrice.
| Privé:
| List is getrouwd met Robert Braaksma. Samen hebben ze een dochter: Elisah. List staat nu op de planken met de voorstelling Intiem, samen met haar biograaf Alex Verburg en pianist Ton Snijders. | |
Uit:
AD, zaterdag 4 dec 2010.