Honderdjarige mijdt 'uitgebluste bejaarden' dinsdag 28 juni 2011 | 11:00 | Laatst bijgewerkt op: dinsdag 28 juni 2011 | 11:05
Mevrouw De Raadt-Hensen is 100 jaar geworden. "Maar ik voel me zestig." Foto: Charel van TendelooENSCHEDE - Ze doet aan gym, yoga en koersbal, kookt haar eigen potje, doet zelf haar boodschappen, drinkt graag een wijntje en is redactrice van het tijdschrift Lente. Bijzonder: Corrie De Raadt-Hensen is honderd!
Vanwege de bijzondere verjaardag wordt deze dinsdag n het verzorgingshuis in Noord een party gehouden. „Ik heb daarvoor de lounge afgehuurd en een veertigtal mensen uitgenodigd”, licht ze toe. Voor onder meer een hapje en een drankje. Ze verwacht er ook mensen van De Zonnebloem en de Rabobank. „Van die bank ben ik al 62 jaar lid”, weet ze te vertellen.
Corrie De Raadt-Hensen is een vitale dame. Ze past ervoor om veel op haar kamer te blijven. Aan bijna alle activiteiten in de Ariëns-staete doet ze mee. Behalve voor het sporten trekt ze eropuit om te schilderen, te zingen en een potje bingo te spelen. Hoewel ze aan één oog blind is, wint ze regelmatig wat. Bijvoorbeeld handdoeken, bonbons, wijn en flessen bier. „Bier drink ik niet. Heb ik dus weggeven aan een man. Aan een leukerd hoor.”
Vanaf 1975 is Corrie alleen. Van haar eerste man is ze gescheiden, haar tweede echtgenoot overleed na een ernstige ziekte. De eeuweling is geboren in Indië. Op zeventienjarige leeftijd kwam ze naar Nederland om te studeren. Ze belandde in Den Haag bij de Zusters van Liefde. „Maar laat liefde maar weg”, merkt ze fanatiek op. Bij de nonnen in Den Haag werd ze op 12 februari 1929 weggestuurd wegens onzedelijk gedrag. De reden: ze was te werelds voor de nonnen. Ze droeg te korte mouwen en ze bedekte haar decolleté, in de ogen van de nonnen dus, onvoldoende. Maar het ‘slechtste’ was dat ze door jongens van school werd afgehaald.
Vervolgens bezocht ze de kweekschool en werd onderwijzeres. Ze pendelde decennialang veel tussen Nederland en Indië. Ook woonde ze lange tijd gescheiden van haar eerste man. Corrie had zich in Rotterdam gesetteld, haar man in Indië. „Op een gegeven moment waren we totaal uit elkaar gegroeid”, treurt de jubilaris. Relatietherapie hielp niet meer. Een scheiding was het gevolg. Haar twee kinderen gingen bij pa wonen. Corrie bouwde een nieuwe leven op en trouwde later met een onderwijzer.
Na zijn dood, in 1975, voelde ze zich erg alleen. Op verzoek van enkele familieleden vestigde ze zich in Enschede. En daar heeft ze nog geen seconde spijt van gehad. De omgeving vindt ze prachtig. Eerder maakt ze veel fiets- en wandeltochten. Maar omdat ze nu minder goed ter been is, als gevolg van een heupoperatie vorig jaar, waarbij een zenuw is geraakt, houdt ze het bij de georganiseerde middagtochten door onder meer Twente en Duitsland. Van die tripjes maakt Corrie verslagen die vervolgens afgedrukt worden in Lente, het ‘clubblad’ van het verzorgingshuis. Ook geeft ze wel eens een toelichting met diapresentatie.
In Ariënsstaete voelt ze zich als een vis in het water. Vervelen doet ze zich geen moment. Elke dag staat ze om zeven uur op („Vroeg opstaan is een Indonesische gewoonte.”) en tussen twaalf uur en één uur - ’s nachts wel te verstaan - zoekt ze haar bed weer op.
Aan een middagslaapje doet ze niet. Liever gaat ze er met haar rollator op uit. Om bijvoorbeeld met medebewoners een praatje aan te knopen. „Maar daarvoor zoek ik ’t liefst mensen onder de vijftig uit. Ik vind veel bejaarden zo suffig. En uitgeblust...”
Tubantia