Letter & Geest 28 februari 2009 Amanda Kluveld Geen paniek
Crisisgedachten Op de boot van het voormalig Indië naar Nederland vertelde mijn opa aan mijn oma dat hij zijn portefeuille met al hun geld en papieren aan boord was kwijtgeraakt. Mijn oma, op weg naar een land dat zij alleen uit verhalen kende, had kalm ’Laten we maar afwachten’ gezegd en opa was het daarmee eens geweest.
Toen ik dit verhaal hoorde, wilde ik het niet geloven. Afwachten? Waarom niet in razende paniek dat hele schip overhoop halen en iedere passagier aanklampen met de vraag of ze je spullen gevonden hebben? Dat zou een vertoning zijn, had mijn oma hoofdschuddend geantwoord.
Later begreep ik dat zij al het een en ander aan crisissituaties achter de rug had. Bombardementen bijvoorbeeld en acht maanden detentie in een Japanse gevangenis vanwege radiobezit. Tijdens haar gevangenschap was zij bijna gestorven aan de dysenterie en bij terugkeer had ze haar huisraad moeten verkopen om haar kinderen en zichzelf te kunnen voeden. Toen de oorlog voorbij was, wist zij lange tijd niet waar haar man zich bevond en of hij nog leefde. Mijn opa was tijdens zijn krijgsgevangenschap gedwongen geweest mee te werken aan de aanleg van de Birmaspoorweg of Dodenspoorlijn tussen Nong Pladuk en Thanbyauzayat. Honderdduizend Aziatische dwangarbeiders en 15.000 krijgsgevangen waren daarbij door uitputting, ziekte en ondervoeding gestorven. Hij had zichzelf in leven gehouden door ratten te eten en een enkele slang. Bovendien had hij zijn trouwring geruild voor voedsel.
Ook mijn opa’s blik op crisissituaties was door zijn ervaringen gevormd. Hij vond dat een mens zich maar beter niet al te druk moest maken. Je moet niet te veel tobben, vond hij. Dan zul je merken dat het meestal niet zo erg is als je had gedacht, wat anderen ook zeggen. Sta niet te vaak stil bij wie je eigenlijk bent, wat je deugden en ondeugden zijn, welke koers je in het leven wilt varen. Dat heeft allemaal niet zo vreselijk veel zin. Psychobabbelarij en zelfonderzoek waren dan ook niet aan hem besteed. Hij vond het prettiger om een beetje in de Elsevier te bladeren. Liever schonk hij zichzelf nog een hassebassie in om vrolijk met zijn kleindochtertje op schoot rare liedjes te zingen. ’Wij gaan samen naar de barrebiesjes toe’ en ’Van je hela hola houd ’r de moed maar in’ en het voor mij als kind zeer intrigerende ’Wie zijn vader heeft vermoord en zijn moeder heeft vergeven, die is nog niet goed genoeg voor het soldatenleven’.
Ben ik goed genoeg voor het soldatenleven, waarmee mijn opa een leven in crisis aanduidde? Houd ik er de moed in en ga ik dapper naar de barrebiesjes toe? Wanneer ik mijn eigen omgang met dagelijkse onzekerheden, angsten en dreigend onheil beschouw, kan ik niet anders dan concluderen dat de relatief vredige naoorlogse verzorgingsstaat geen held van mij heeft gemaakt. Veranderingen zie ik meestal niet als kansen maar als obstakels. Mijn hele leven in welvaart, kortom, heb ik besteed aan tobben over rampen die zich voor zouden kunnen doen of crises die zich mogelijk zullen voltrekken.
Nu is er een crisis en, zoals altijd wanneer er een crisis wordt aangekondigd, schrik ik op uit mijn zwaarmoedigheid. Politieke crisis? Economische crisis? Ik kijk verwonderd naar de paniek me heen en heb opeens stukken meer energie om van alles te ondernemen. Het is niet zo mooi van me, maar bij een crisis leef ik op. Ik ben minder bang en somber. Nu bijvoorbeeld voel ik mij opeens geroepen om het door mij zo geliefde kapitalisme en de vrijheden die het met zich meebrengt, te verdedigen tegen de mensen die, bijna verlekkerd, het einde ervan aankondigen.
Hoe ga je om met een crisis? Mijn grootouders leerden mij dat je dit in alle waardigheid behoort te doen. Er rest je wellicht niets anders dan die waardigheid, dus die dien je te behouden. Toen de haven van Nederland in zicht kwam, werd mijn opa op de rug getikt door een vage kennis. Zo ouwe jongen, heb je een goede reis gehad? Zeker, antwoordde mijn opa. Geen problemen?, hield de man aan. Nee hoor, zei mijn opa. De man lachte. Dan heb je deze wel terugverdiend. Hij haalde de portefeuille tevoorschijn en overhandigde die. Hij had gezien hoe mijn opa het ding ergens had verloren. Hij had het niet teruggegeven omdat hij wel eens wilde zien hoe de man en zijn donkere vrouwtje deze crisis zouden aanpakken. Jullie hebben geen krimp gegeven, zei de man. Waarom zouden wij, antwoordde mijn opa vriendelijk.
Hij nam zijn vrouw bij de arm en samen gingen ze met opgeheven hoofd aan land, de toekomst tegemoet. Ik verbeeld mij dat opa daarbij zachtjes ’Van je hela hola houd er de moed maar in’ zong. En ’Wij gaan naar de barrebiesjes toe’.
In deze crisis volg ik zijn voorbeeld en zing ik in gedachten vrolijk mee.
Trouw 2009, op dit artikel rust copyright.
Amanda Kluveld @ (1968) is historicus en publicist.