De benoeming van Donner is dubieus
Sytze Faber, voormalig vice-voorzitter CDA en voorzitter vaste Tweede-Kamercommissie voor binnenlandse zaken − 05/10/11, 09:00
Het is 1866 en er is heibel op het Binnenhof. Het kabinet-Van Zuylen van Nijevelt benoemt zijn minister van koloniën Pieter Mijer tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Een invloedrijke en goedbetaalde functie.
Er hangt een luchtje aan: de minister van koloniën heeft immers een belangrijke stem in het aanstellen van de gouverneur-generaal. Maar dat niet alleen. Mijer heeft zich tijdens de formatie persoonlijk sterk gemaakt voor de totstandkoming van het kabinet. Zijn benoeming lijkt daarom ook nog een beloning voor bewezen diensten.
Het antirevolutionaire Kamerlid Keuchenius springt uit zijn vel. Hij noemt de benoeming 'een lokaas van politieke immoraliteit'. De meerderheid van de Kamer is het met hem eens. Het wordt echter genaaid zoals het geknipt is: Mijer vertrekt als gouverneur-generaal naar Batavia.
De geschiedenis lijkt zich 145 jaar later te herhalen. Minister van binnenlandse zaken Piet Hein Donner brandt van begeerte om Herman Tjeenk Willing, die met pensioen gaat, op te volgen als vice-president van de Raad van State. Een machtig en uitstekend gehonoreerd ambt.
Net als indertijd bij Mijer kan de schijn ontstaan dat het ministerschap van Donner fungeert als opmaat voor deze prestigieuze benoeming. Een overeenkomst is ook dat Donner in de formatie van het kabinet-Rutte een cruciale rol heeft gespeeld. Na overleg met Maxime Verhagen en Henk Bleker fungeerde hij als de politieke loodgieter van het CDA. Prominente partijgenoten met bezwaren tegen een bondgenootschap met de PVV werden door hem geïntimideerd dat het een aard had.
Op het formatiecongres van het CDA, op 2 oktober 2009, stond Donner zij aan zij met Verhagen en Bleker. De PVV zou een gedoogrol moeten krijgen, zo betoogde hij, want dat zou Wilders tandeloos maken. Hoe wereldvreemd kan men zijn? De Integratienota van Donner zelf is een treffend voorbeeld van het omgekeerde.
Er is weinig in terug te vinden van het christen-democratische denken. Daarvan is de kern dat een christen alleen voluit kan participeren in de samenleving als hij dat als christen kan doen. Hetzelfde geldt uiteraard voor andersdenkenden. Donner heeft het in zijn nota echter over aanpassen en nog eens aanpassen. Zo wil Wilders het graag horen.
Rutte, Verhagen en Bleker hebben veel aan Donner te danken; partijvoorzitter Peetoom wekt de indruk hun lakei te zijn. Bij Wilders staat hij in een goed blaadje (Integratienota, boerkaverbod). Kortom, Donner wordt de nieuwe vice-president van de Raad van State.
Is er sinds 1866 dan niets veranderd? Ja, toch wel. Het kritisch-ethische geluid van Keuchenius wordt niet meer gehoord.
Trouw