Tijd om pepertjes te zaaien 11/03/12, 09:36 − bron: Nicolien van Doorn
Chilipepers zijn er in velerlei soorten, maten en kleuren. Chilipepers zijn lekker, gezond en makkelijk zelf te kweken. Een zaaibakje in de vensterbank, meer heb je niet nodig
Chilipepers zijn rood, oranje, geel, groen of paars. Groot of klein, dik of spichtig, lekker zoet of zo scherp dat de tong brandt en de tranen je in de ogen springen. Als we die dikke paprika's of dunne kaboutermutsen in de supermarkt zien liggen, staan we er eigenlijk nooit bij stil hoeveel verschillende soorten er zijn. Waar ze vandaan komen. Hoe lang we ze al kennen. En of je ze zelf kunt kweken.
Kijken we in diezelfde supermarkt naar het plastic waarin paprika's en Spaanse pepers zijn verpakt, dan zien we dat ze uit Spanje komen, uit Israël en zelfs uit Nederland. Dat zal allemaal best, maar oorspronkelijk groeiden ze toch echt alleen in Zuid- en Midden-Amerika. Daar werden deze pepers (Capsicum) al zo'n 10.000 jaar geleden geplukt en gegeten door de mensen die er woonden. Toen zij merkten dat de vruchten van deze planten niet alleen lekker kruidig waren maar ook hielpen bij kwalen als hoge bloeddruk, verstopping en kiespijn, legden ze akkertjes aan om ze daarop te verbouwden.
Tja, en toen werd het 1492 en arriveerden er schepen met witte mensen aan boord. Die waren uit Spanje vertrokken met de bedoeling een korte route te vinden naar India, waar de lucratieve zwarte peper groeide. In Midden-Amerika troffen ze niet de begeerde zwarte korrels aan, maar wel iets dat net zo pittig was. Omdat de Spanjaarden dachten dat al die pepers één pot nat waren, noemden ze de nieuwe plant 'pimiento' oftewel peper - en kwamen er pas veel later achter dat zwarte peper (Piper nigrum) en chilipepers (Capsicum) niets met elkaar te maken hebben.
In 1514 namen de ontdekkingsreizigers de chilipepers mee naar Europa. Omdat die net zo scherp zijn als zwarte peper maar veel makkelijker te kweken, besloten de Spanjaarden en Portugezen ze in hun koloniën in Azie en Afrika te verbouwen.
In Indonesië kwamen ze terecht doordat Nederlandse handelaren de planten vanuit Suriname naar Oost-Indië brachten, waar ze met name op het eiland Lombok werden verbouwd. En dan zijn er nog de Hongaren, die hun paprika te danken hebben aan de Ottomaanse Turken die in 1526 hun land binnenvielen en daarbij iets meenamen dat ze 'Turkse peper' noemden. De Hongaren doopten de plant om tot 'paparka' (pepertje), wij noemen hem paprika, maar in feite was het, net als de Indische lombok, niets anders dan de Capsicum annuum die Columbus in Zuid-Amerika had aangetroffen.
Er zijn meer dan dertig verschillende soorten chilipeper. De soorten die door mensen het meest worden gebruikt zijn Capsicum annuum (zoals paprika, pimiento, Jalapeño en cayenne), C. frutescens (zoals tabasco), C. chinense (zoals Madame Jeanette) en C. baccatum (zoals Peppadew, het ronde pepertje dat gevuld wordt met kaas).
De pepers waar onze winkels vol mee liggen zijn over het algemeen Capsicum annuum. 'Annuum' betekent 'eenjarig' en hoewel de planten in warme streken inderdaad heesters zijn die meters hoog kunnen worden, gedragen ze zich bij ons alsof ze eenjarig zijn en houden er dus na een seizoen mee op. Als Capsicum annuum scherp smaakt noemen we hem peper of chili, is hij dik en zoet dan heet hij paprika.
Zou je zo'n peper of paprika zelf willen zaaien, dan is dit de beste tijd. Pak dus een zaaibakje of lege eierdozen, vul die met zaaigrond en stop de zaadjes er 1 cm diep in. Dek ze af met een dun laagje aarde en besproei dat met een plantenspuit. Dek de bakjes af met een glasplaat, een plastic deksel of een plastic zakje. Zet ze op een zonnige vensterbank, want de zaadjes kiemen het best tussen de 24 en 30 º C. Draai de bakjes regelmatig om, zodat ze aan alle kanten licht krijgen en haal af en toe het glas of plastic weg, zodat ze frisse lucht krijgen.
Na een week of twee komen de eerste zaailingen op, maar wanhoop niet als het een week langer duurt. Haal elke dag het deksel even weg, zodat er lucht bij kan. Zodra de plantjes twee paar blaadjes hebben kunnen ze worden verpot in gewone potgrond. Geef elk plantje zijn eigen pot en plant ze zo diep dat de eerste blaadjes net boven de grond uitsteken. Zet ze niet in de felle zon, maar laat ze wel ergens staan waar het constant een graad of 20 is, zodat ze alvast wennen aan koelere omstandigheden. En vergeet niet ze elke dag even nat te spuiten.
Wanneer de wortels de hele pot vullen kunnen de planten worden verpot naar een grotere pot of kweekzak en als het half mei lekker warm is, mogen ze in de volle grond worden geplant. Al kun je ze natuurlijk ook in de pot laten staan. Zet de planten niet in de volle zon, maar wel uit de wind en geef ze regelmatig meststoffen. Hoe langer je de vruchten aan de plant laat zitten, hoe zoeter ze worden - maar ook hoe kleiner de oogst zal zijn.
Peperzaadjes zijn te bestellen op: www.peperzaden.nl
Trouw