het artikel in de Volkskrant dd. 25-05-2012:
Indrukwekkende oogst na jaar zoeken naar Indisch erfgoed in Den Haag.
Den Haag duikt in Indisch verleden
De stad die te boek staat als de 'weduwe van Indië' laat alle sporen van haar Indische geschiedenis in kaart brengen. 'Veel van die sporen worden nu als typisch Haags gezien'.
Door Bart Dirks
Den Haag. Aan het Plein bij de Tweede Kamer staat een lichtgroen gebouw, het voormalige ministerie van Koloniën. Binnen zetelt tegenwoordig de PvdA-fractie, die daar soms vergadert in de Regentenkamer, onder het toeziend oog van de 66 gouverneurs-Generaal van Oost-Indië. Boven de deurpost staat een uitspraak van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629): Daer can in Indiën wat groots verrigt worden.
Dezer dagen verrichten ook de kunsthistorici Andréa Kroon en Audrey Wagtenberg Hansen iets groots. In opdracht van Monumentenzorg Den Haag inventariseren ze het Nederlands-Indische erfgoed in de hofstad. Ook het Haags Historisch Museum steunt het initiatief onder de noemer ‘Sporen van Smaragd’. Deze maand verscheen er zelfs een eenmalige glossy met de titel Smaragd.
Waar begin je een zoektocht in een stad die te boek staat als de weduwe van Indië?
Naar schatting bijna 5 procent van de Haagse bevolking trok tussen 1812 en 1922 naar Nederlands-Indië als ambtenaar, militair, ingenieur of landbouwspecialist. Bij de volkstelling van 1930 had Den Haag 12.255 inwoners die in Nederlands-Indië waren geboren.
Hotel des Indes
Woonhuizen, kantoren van handelsmaatschappijen, toko’s en overheidsgebouwen herinneren aan dat rijke verleden. Van Hotel des Indes, de pleisterplaats voor vermogende verlofgangers (de naam was bedoeld om de clientèle uit Nederlands-Indië aan te trekken) tot de enorme villa Gondang van de eigenaar van een suikerfabriek op Java, met in het souterrain een chauffeurswoning, een spreekkamer en dienstvertrekken.
‘Veel zichtbare sporen van de Indische geschiedenis worden nu als typisch Haags gezien’, zegt Andréa Kroon, ‘maar door verbouwingen en sloop gaat er ook veel verloren. Of een Indische naam van een huis wordt overgesaust en raakt zo vergeten. Monumentenzorg wil daarom een inventarisatie van gebouwd erfgoed. Daarna kun je gaan beslissen wat je waardevol vindt om te behouden.’
Het onderzoek begint bij 1853, het begin van de archieven van de Kamer van Koophandel, en eindigt in 1945, het jaar waarin Indonesië de onafhankelijkheid uitriep. De periode daarvoor, de hoogtijdagen van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), is al beter in kaart gebracht. Kroon en Wagtberg Hansen, die een bureau hebben voor kunsthistorisch projectmanagement, spitten nu door oude kranten, telefoonboeken en almanakken, zoeken door het bevolkingsregister en vragen Hagenaars om tips.
De oogst na een jaar zoeken is indrukwekkend. Honderden locaties zijn in kaart gebracht: van gevelstenen tot gedenktekens, van adressen van voormalige winkels voor tropenuitrustingen en toko’s tot glas-in-loodramen met wajangpoppen en Indische olifanten.
Verzot op rijsttafels
Opvallend genoeg zijn er geen panden aangetroffen met een typisch Indische bouwstijl. Lang niet alle repatrianten vonden het chic om al te ‘Indisch’ te zijn. Ze gingen mee met de heersende Europese trends, als art nouveau, als ze een architect aan het werk zetten. En niet iedereen had gelukkige herinneringen aan de tijd in de Oost, zegt Kroon: ‘Als je zes kinderen had verloren aan een tropenziekte, wilde je die tijd het liefst achter je laten.’
Lang niet alle Indische erfgoedsporen blijken even gemakkelijk te achterhalen. ‘Het is bijvoorbeeld lastig om in het bevolkingsregister de adressen van uit Indië meegekomen personeel terug te vinden’, zegt Wagtenberg Hansen. ‘Ze woonden vaak in bij hun werkgever en vonden het vanzelfsprekend om een of meer keer per jaar te wisselen van huurhuis.’
Wat de zoektocht naar deze groep extra compliceert, is dat op oude gezinskaarten van meegekomen chauffeurs, koks en bedienden geregeld een vraagtreken staat bij de geboortedatum. Of in plaats van een voornaam staat er ‘raden mas’, een adellijke aanspreektitel. Door die misverstanden, vaak ontstaan door taalproblemen, is het moeilijk representatieve woonhuizen terug te vinden van deze groep.
Den Haag raakte, tot op de dag van vandaag, verzot op rijsttafels. Veel toko’s en restaurants kondigden aan wanneer er scheepsladingen met ‘koloniale goederen’ waren aangekomen. Kroon: ‘Je moest er snel bij zijn, want ze waren snel uitverkocht. Slimme Haagse ondernemers begonnen zelf een mie- of taugéfabriekje.’ Veel oude Haagse toko’s zijn verdwenen, maar de adressen zijn terug te vinden dankzij advertenties in kranten. Het oudste, nog steeds bestaande Indische restaurant is waarschijnlijk Tampat Senang aan de Laan van Meerdervoort.
En een eigentijds fenomeen blijkt bij nader inzien al lang te bestaan: kort na 1900 bezorgden sommige Haagse restaurants Indische maaltijden aan huis. Een dag later werden de lege pannetjes weer opgehaald.
www.sporenvansmaragd.nl
========================
Tong Tong Fair op het Malieveld
Den Haag viert zijn Indische band elk jaar uitbundig op het Malieveld. Nog tot en met Tweede Pinksterdag, 28 mei, staan daar de enorme tenten van de 54ste Tong Tong Fair (voorheen Pasar Malam Besar). Volgens de organisatoren is deze fair het grootste Indische (Euraziatische) festival ter wereld. Het is een cultureel festival en een beurs, maar voor alles is het een eetfestijn. Indonesische restaurants uit heel Nederland komen er met een mobiele keuken. Het evenement wordt ook aanbevolen in The Rough Guide to World Music.
Yvonne Keuls heeft donderdag op de Tong Tong Fair de Haagse Cultuurprijs 2012 ontvangen. Met de 25.000 euro die aan de prijs verbonden is, wil Keuls een beeld van tante Toet realiseren, een figuur uit haar werk.