Onderdrukking van Papoea’s na 1969
23-08-2012 20:12 | Ab Jansen
Gedane zaken nemen geen keer. Met die opvatting verwelkomde president Suharto in 1969 de uitslag van de volksraadpleging onder de Papoea’s waaruit bleek dat een meerderheid voor aansluiting bij zijn republiek was. Tot op vandaag tikt ”het bedrog van 1969” als een tijdbom onder Papoea.
De volkspeiling van 1969 maakte deel uit van de deal (vastgelegd in het Verdrag van New York) die Den Haag en Jakarta in 1962 hadden gesloten, en waarbij Nederland afstand deed van dit deel van zijn kolonie – op voorwaarde dat er zo’n volksstemming zou komen. Suharto was evenwel niet van plan om dit referendum langs westers-democratische weg te houden, maar volgens het inheemse ”musjawara”-systeem, omdat dit een gegarandeerd positieve uitslag voor Jakarta zou opleveren: keuze voor aansluiting bij Indonesië. Vanaf 1969 was voor Jakarta de discussie over de staatkundige toekomst van West-Papoea dan ook over en uit.
Na dat jaar gingen de Indonesiërs over tot de orde van de dag en sloten ze de Papoea’s in de armen. Maar hoe! Operatie Koteka ging begin jaren 70 van start, een tweejarig beschavingsprogramma, met onder meer als doel dat de Papoeamannen zich ontdeden van hun ”koteka” (peniskoker) en om hen over te halen „behoorlijke kleding” te dragen.” „Plaatsvervangende schaamte” was wat de Indonesiërs bij dit programma dreef, noteert Dirk Vlasblom in zijn boek ”Papoea, een geschiedenis”.
Jakarta was erop gebrand om van Papoea’s Indonesiërs te maken: loyale staatsburgers en „beschaafde” mensen – en van die laatste typering spat de minachting af. Zij die vonden dat de Indonesische overheid geen respect toonde voor hun adat en religie (de twee cruciale aspecten van de Papoea-identiteit), werden gebrandmerkt als activisten voor een vrij West-Papoea – rebellen dus die bestreden moesten worden.
Lees verder bij het Ref. Dagblad.