Journaliste Step Vaessen maakte een persoonlijke documentaire over Sander Thoenes, de journalist die in 1999 in Oost-Timor werd vermoord. Een film die ook journalisten aan het denken moet zetten.
Interview, door Michel Maas
Enkele reis
‘Verwoest en doodt alles wat je onderweg tegenkomt.’
De opdracht aan de Indonesische soldaten in Oost-Timor was helder, en de soldaten van ‘Bataljon 745’ voldeden er maar al te gretig aan. Niemand weet hoeveel mensen zij al hadden gedood tegen de tijd dat zij, op 21 september 1999, de brandende hoofdstad Dili bereikten. Het enige wat we nu nog weten is, dat het er nog steeds niet genoeg waren: in Dili vermoordden zij de Nederlandse journalist Sander Thoenes. Zij schoten hem in de rug en lieten hem achter in een greppel.
Journaliste Step Vaessen was destijds in Dili als verslaggeefster voor de NOS. Voor haar huidige werkgever, Al Jazeera, heeft zij een documentaire gemaakt over de moord op Thoenes en over die chaotische dagen waarin Indonesië Oost-Timor in de as legde. Het is een persoonlijke documentaire geworden, waarin zij ook, opnieuw, afscheid moet nemen van haar man Andre, die zich twee jaar geleden van het leven beroofde.
De documentaire volgt vooral Bataljon 745 op de voet. De militairen reden in een konvooi van zestig auto’s en dertig motoren van het oostelijke punt van Oost-Timor naar het Indonesische West-Timor. Zij schoten op alles wat bewoog, en wat niet bewoog staken zij in brand.
Vaessen en haar man Andre, die werkte als haar cameraman, waren in Dili toen het geweld losbarstte. In een referendum hadden de Oosttimorezen gekozen voor afscheiding van Indonesië, maar Indonesië gunde de Timorezen hun vrijheid niet. Het Indonesische leger, geholpen door pro-Indonesische milities begonnen het land stelselmatig te verwoesten. Duizenden mensen werden in een paar dagen tijd vermoord.
Alle journalisten werden door Indonesische troepen op het vliegtuig naar Jakarta gezet. De frustratie was enorm. ‘Zonder pottenkijkers kunnen zij pas echt hun gang gaan’, meldt Vaessen op de Nederlandse televisie. Met tegenzin stapt zij op het vliegtuig.
Amper twee weken later vlogen ze allemaal alweer terug naar Dili. De EBU (European Broadcasting Union) had een vliegtuig gecharterd en verkocht zitplaatsen aan journalisten, enkele reis Dili: ‘tickets to hell’. Een van de laatsten die een ticket kocht was Sander Thoenes, correspondent voor de Financial Times, en lid van het kleine vriendenclubje van Nederlandse correspondenten in Jakarta waartoe ook Vaessen behoorde.
Dili was inderdaad veranderd in een hel: bijna alle gebouwen van de stad stonden in brand, alles was kapot. Vervoer was er nauwelijks. De Timorees Florindo Araujo had nog een motor en reed daarmee journalisten bij toerbeurt door Dili. Zijn laatste passagier was Sander Thoenes.
Thoenes wilde naar de wijk Becora, waar nog werd geschoten. Daar stuitten zij op de mannen van Bataljon 745. Araujo: ‘Er kwamen drie motoren met militairen. Zes man, allemaal hadden zij wapens. Ik draaide om en probeerde zo snel mogelijk weg te komen. Zij bleven op ons schieten met automatische wapens (…) Een kogel raakte mijn voorband. Wij vielen. Zij riepen: ‘Pak hem! Dood hem!‘ Zij richtten hun wapens op ons en bleven schieten. Ik raakte gewond, maar slaagde erin weg te rennen. Ik weet zeker dat Sander op dat moment nog niet was geraakt. Er was geen bloed te zien.’ Sander werd afgemaakt. Van achteren doodgeschoten door tweede luitenant Camilo dos Santos.
De Canadese journalist Paul Dillon vond het lichaam de volgende ochtend. Een Timorees bracht hem erheen. Dillon: ‘Daar lag hij, op zijn zij. In een kleine geul. (…) Mensen huilden op de binnenplaats van het hotel, het was een heel ‘echt’ moment. Het had net zo goed ik, of ieder van ons kunnen zijn die daar lag.’ Sanders gezicht was onherkenbaar verminkt.
Andre, Steps echtgenoot, hielp het lichaam te identificeren. ‘Het heeft Andre enorm getraumatiseerd’, zegt Vaessen nu. ‘Het is niet de directe aanleiding geweest voor zijn zelfmoord, maar daar in Dili is het wel begonnen. Hij had geen zin meer in het werk als cameraman, hij wilde nooit meer naar een conflictgebied en hij is niet lang daarna helemaal opgehouden met camerawerk. Hij kreeg last van depressies en het begon bergaf te gaan. Journalistiek was nooit zijn eerste keus geweest. Het was eigenlijk mijn werk, en hij rolde er vanzelf in mee.
‘We hadden nooit kunnen voorspellen dat wij ooit in dit soort toestanden terecht zouden komen. Toen we in 1997 in Indonesië aankwamen, was het een rustig landje. Opeens gebeurde daar van alles en was je ineens oorlogscorrespondent. Dan zit je er middenin. Je doet gewoon je werk en je gaat ermee door.
‘Andre niet, die hield ermee op, maar bij mij had het een omgekeerd effect. Ik moet doorgaan, want ik ben degene die kan vertellen wat er is gebeurd. Ik ben degene die erbovenop zat, ik weet wie achter wat zat in Oost-Timor, wie de verantwoordelijken waren.
‘De orders kwamen van boven. Ik vind daarom dat Wiranto, destijds opperbevelhebber, de hoofdverantwoordelijke is. Dus heb ik hem geïnterviewd. Wiranto ontkent alles, maar wat hij zegt is heel significant: ‘Ik heb ook veel vrienden verloren’, zegt hij, ‘daar moet je overheen stappen, je moet naar de toekomst kijken.’ Dat zou hij wel willen. Als het wordt vergeten kun je doen of het nooit is gebeurd, maar het ís gebeurd, en niemand zal het vergeten.’
In Dili is in 2002 een kleine gedenksteen geplaatst voor Sander Thoenes. ‘Ik ben erheen gegaan en toen ik daar stond kwamen veel mensen naar me toe om me te troosten. Deze mensen gaven mij het gevoel dat dit iets is wat wij samen hebben meegemaakt. Het is bijzonder dat zij dit niet vergeten zijn. Ze zijn niks vergeten. Ik denk dat ze geen enkele van al die doden zijn vergeten.’
Al Jazeera kan ook in Indonesië worden ontvangen. Dat is voor Vaessen een extra motivering geweest om de film te maken: om in Indonesië de geschiedenis te vertellen zoals die is gebeurd. ‘Jonge mensen in Indonesië moeten weten dat al die moorden zijn gepleegd en dat de daders nooit zijn berecht. Hoeveel mensen zijn hier in Indonesië al niet weggekomen met moord en massamoord.
‘Ik heb reacties gehad van jonge Indonesiërs voor wie dit volslagen nieuw was. Zij hebben geen idee wat hun vaders allemaal hebben gedaan. Zij zeiden: deze geschiedenis wordt nooit verteld. Als je dit soort reacties krijgt, maakt dat al het werk aan de film helemaal goed, hoe moeilijk het ook was. Daar heb ik deze film voor gemaakt.’
Behalve Indonesiërs moet de film ook journalisten aan het denken zetten. Vaessen: ‘Het is niet alleen een film over Sander, maar ook over wat het met mij heeft gedaan en wat het nog steeds doet. Hoe Andre eronder geleden heeft, onder dat hele vak waarin wij zitten. Het is een verhaal voor alle journalisten die in dit soort situaties terechtkomen, een verhaal over wat dit soort dingen met mensen kan doen.’
‘Ik zoek een soort closure, zegt Vaessen in de film, ‘al weet ik niet zeker wat ik precies wil afsluiten.’ De documentaire maakt duidelijk dat die closure ook voor veel andere betrokkenen na veertien jaar nog moet komen. Journalist Jon Swain van de Britse the Sunday Times kan zijn tranen niet bedwingen als hij praat over de jonge Anikleito, die met hem was meegegaan als tolk. Anikleito werd, ook in Becora, door soldaten van Bataljon 745 uit de auto gehaald, meegenomen en vermoord. Swain ontsnapte zelf ternauwernood aan de dood. Hij blijft achter met een schuldgevoel: ‘Dit is niet iets wat je als journalist wilt meemaken.’ Schuldgevoel is er zelfs bij Jihan van de EBU, die Sander zijn ‘ticket to hell’ had verkocht. ‘Eigenlijk heb ik hem vermoord’, huilt zij.
Zelfs veertien jaar later zijn er dus maar een paar simpele vragen nodig om de angst, de onmacht en de tranen weer boven te halen. En vervolgens gaan de journalisten toch weer ‘gewoon’ door met hun werk. Ook Vaessen: ‘Ik heb er nooit aan gedacht ermee op te houden.’
Trail of murder: Indonesia’s bloody retreat is te zien via http://tinyurl.com/qcgtboe
Uit de Volkskrant
07-11-2013