‘Ik heb een kleur, en dat is verdacht’
‘Ik kijk niet meer op van discriminatie, en ik sta erboven.’
Verslaggever Tonny van der Mee vertelt hoe hij als Molukse Nederlander de Zwarte Pieten-discussie ervaart. ‘Nederland is ook mijn thuis.’
Het klimaat in Nederland is niet racistisch, vindt Lodewijk Asscher (PvdA). Maar de vicepremier is wel geschrokken van de ‘ongehoorde hoeveelheid gif en racisme’ die de pietendiscussie losmaakt. Met andere woorden: racisme zit aan de onderkant van de samenleving. Niet in politiek Den Haag. Meneer de vicepresident, welterusten.
Het is de politiek die – sinds Pim Fortuyn – met racistisch en xenofobisch taalgebruik over Oost-Europeanen, moslims en asielzoekers na decennialange ontkenning, de doos van pandora opent.
Racisme zit overal. Niet alleen in leuzen, bekladdingen, geweld of het wegtreiteren van asielzoekers. Racisme is subtieler, zit dieper.
Het is een parasiet die zich in alle lagen van de bevolking heeft genesteld en de samenleving op alle niveaus uitholt.
Het beheerst ons denken, zonder dat we het beseffen. Dat is nog gevaarlijker dan een paar Haagse ‘tokkies’, oprechte racisten, die vorige maand op het Malieveld een anti-VN-demonstrante (en pro-Zwarte Piet) uit West Papoea bedreigden.
Het gaat te ver om te zeggen dat alle autochtonen racistisch zijn.
Wat op het Malieveld stond, was – zonder te willen stigmatiseren – niet het intellect van Nederland. Toch worden zij relatief minder preventief aangehouden dan Surinamers, Antillianen of Marokkanen. ‘Etnisch profileren’ noemt de politie dat. Chique bewoording voor discrimineren.
Ook ik word etnisch geprofileerd. Bij persconferenties, bijeenkomsten met hoogwaardigheidsbekleders, en in persvakken, pikken beveiligers of agenten mij er geregeld uit. Ze vragen of ik journalist ben en willen eerst mijn perskaart zien. Omdat ik dankzij mijn Nederlands-Molukse achtergrond een kleur heb. Dat is ‘verdacht’ in het doorgaans blanke mediabolwerk.
Ik kijk er niet meer van op, en ik ga er niet tegenin. Ik sta erboven en heb me er mentaal tegen gewapend. Net zoals ik ongevoelig ben voor grapjes of verwensingen als aap, neger, treinkaper of roetmop. Omdat mijn ouders me als kind hebben ingeprent, dat ik me vanwege mijn huidskleur twee keer zo hard moet bewijzen en anderen alleen met mijn talenten de mond kan snoeren.
Ik weet ook dat het erger kan. Als je nog donkerder bent, of moslim, zoals mijn Marokkaanse zwager, een academisch geschoolde ‘financial advisor’ bij een internationaal kantoor.
Toen hij in een Audi A3 reed, werd hij geregeld door de politie aangehouden. Onder het mom van een ‘spiegelcontrole’ moest hij uitstappen, terwijl zijn hele auto – behalve de spiegel – werd doorzocht.
Zelfs als uit de papieren bleek dat het zijn auto was, werd gevraagd: “Weet je wel zeker dat die van jou is?” Ook hij mekkert nooit.
Liefde kent gelukkig geen grenzen. Daarom is mijn zus met hem getrouwd. Onlangs is ze een eigen bedrijf gestart. Op het visitekaartje en de folder gebruikt zij haar Nederlandse meisjesnaam. Om te voorkomen dat zij anders wordt behandeld.
Dat, meneer de vicepremier, is de realiteit. Op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, bij de politie, in de politiek. Discriminatie en racisme zijn nooit weggeweest uit Nederland.
Dit is allang niet meer het land dat zo tolerant was ten aanzien van andersgelovigen. Het mag nu ook gezegd worden, onder aanvoering van politici.
Ik heb niets tegen Zwarte Piet. Ik heb er vorig jaar zelfs op 5 december één in huis gehaald voor mijn kinderen. Een jonge, vrouwelijke variant, zonder kroeshaar, gouden oorbellen en accent.
De discussie zit ‘m niet in Zwarte Piet zelf. Want aan fabels over schoorsteenroet en vrijgekochte slaven hecht ik geen waarde. Het feit blijft dat deze cultfiguur is gecreëerd in een tijd dat het blanke ras superieur was aan het donkere ras.
Hoewel die tweedeling nog steeds aanwezig is, maar minder uitgesproken, is er geen kind dat de associatie met racisme legt. Piet is geëvalueerd van een onderdanige knecht naar een gewaardeerde en onmisbare clown.
Toch kan ik me voorstellen dat sommige mensen dat anders ervaren, omdat ze de vernedering voelen van hun slaven-voorouders. Zoals er mensen zijn die pijn voelen bij symbolen van koloniale overheersing op de Gouden Koets. Ze groeien op met een collectief trauma van uitbuiting en discriminatie, en worden niet serieus genomen.
De echte discriminatie zit hem in het ontkennen van die pijn, en alleen oog hebben voor de eigen gevoeligheden.
Quinsy Gario – de aanjager van de pietendiscussie – en zijn medestanders werden weggehoond. Pas sinds een Jamaicaanse van de VN het waagde Zwarte Piet racistisch te noemen, is Nederland te klein. Kom niet aan de oer-Hollandse cultuur. Wie zijn ‘zij’ om te oordelen over ‘ons’. Als ‘ze’ daar moeite mee hebben, rotten ze maar op naar hun eigen bananenland.
Die vuilspuiterij heeft ook te maken met onzekerheid, de economische crisis, de angst voor het onbekende.
Autochtonen verlangen terug naar de tijd van Dokter Tinus, Heel Holland Bakt en Moeder, ik wil bij de Revue. Naar de ‘veilige’ jaren ’50, toen wit nog wit was en zwart zwart.
De realiteit is al 60 jaar anders.
Het begon met Molukkers, toen kwamen Turken en Marokkanen, Surinamers en Antillianen, daarna de asielzoekers en nu de Oostblokkers.
Nederland hoogt de dijken op tegen buitenlandse ‘gevaren’. Gegijzeld door de angst om vliegtuigen die zich in torens boren en barbaarse oorlogen. Mensen voelen zich steeds minder thuis in eigen land.
Het hebben van een ‘thuis’ is een primaire behoefte in het menselijk bestaan, betoogt hoogleraar sociologie Jan-Willem Duyvendak in zijn boek The Politics of Home. Maar door de angst wordt anderen het recht ontnomen om zich thuis te voelen, in het land waar ze door de historie en omstandigheden zijn terechtgekomen.
Het is gemakkelijk om eeuwen van koloniale overheersing opzij te schuiven. ‘Wij zijn hier, omdat jullie daar waren,’ is het motto.
Het gebrek aan historisch besef en de structurele weigering om verantwoording af te leggen over de gevolgen van het koloniale verleden, dát zijn de echte problemen.
Dit land heeft een chronisch postkoloniaal trauma. Het land spreekt er schande van als donkere spelers van Jong Oranje de EK-titel met een Surinaamse vlag vieren. De KNVB verbiedt het zelfs.
Hiermee ontken je dat het kolonialisme blijvende sporen achterlaat in de verhouding tussen het blanke Westen en het gekleurde niet-Westen. Daarmee ondermijn je het zelfbewustzijn en de identiteit van mensen uit de voormalige koloniën.
Hoe kun je van een gemiddelde burger begrip verwachten, als bijna 2 miljoen mensen nu zouden stemmen op een partij die de eigen cultuur en het geloof superieur achten aan andere?
Een politicus mag mijn zus en haar man ongestraft ‘achterlijk’ en ‘fascisten’ noemen en de Koran vergelijken met Mein Kampf. Maar ik mag niet zeggen dat die ‘geblondeerde Führer’ dezelfde nare trekjes heeft als Adolf Hitler.
In deze situatie blijft de discussie over Zwarte Piet – die vlees noch vis is – nog lang terugkeren. Dan helpen stompzinnige maatregelen als het afschaffen van grote oorbellen en rode lippen niet.
Het is dom om de huidige generatie allochtonen, die steeds hoger opgeleid en mondiger is, zo af te schepen.
Mijn zorg is dat mijn kinderen opgroeien in een samenleving die discriminatie goedkeurt. In een systeem dat sommige groepen buitensluit en op achterstand zet, haat predikt en angst zaait….
Ik heb de kans gehad en gegrepen om niet op achterstand te raken. Vele anderen krijgen die kans niet. Mijn kinderen hebben dankzij hun blanke moeder een tintje dat gelukkig eerder als mooi dan als bedreigend wordt ervaren. En een achternaam waar weinig dreiging van uitgaat. Mijn Marokkaanse nichtjes hebben dat niet.
Nederland is ook mijn en hun thuis. Gebrek aan loyaliteit kun je ons niet verwijten. Mijn opa waagde als KNIL-militair zijn leven voor de vrijheid van dit koninkrijk. Mijn overgrootouders lieten zich in een Jappenkamp onthoofden, omdat ze weigerden over de Nederlandse vlag te lopen.
En net zo hartelijk vieren wij vanaf vandaag Sinterklaas. Ik sta buiten met mijn kinderen om die goede man welkom te heten. Ik houd mijn handen op en vul mijn zakken. Met snoepgoed welteverstaan.
Uit het AD, 16-11-2013