Molukse treinkapers van 1977 voetbalden bij FC Amboina
Door Jurryt van de Vooren 24-12-2013
Vijf van de zes gedode Molukkers bij de treinkaping van 1977 bij De Punt waren lid van voetbalclub FC Amboina. Willem van Hanegem heeft nog tegen ze gespeeld. In het nieuwe nummer van het voetbalhistorische magazine Half 3 spreken Harry Walstra en Ruud Doevendans hierover met enkele betrokkenen, waaronder één van de kapers.
De treinkaping van 1977 bij De Punt wordt opnieuw onderzocht, werd deze week bekend. Net in dezelfde week verscheen het voetbaltijdschrift Half 3 met het verhaal Voetbal als pijnstiller. Harry Walstra en Ruud Doevendans spreken hierin onder meer met Sam Saptenno, Rudi Lumalessi en Simon Tahamata.
Sam Saptenno is oud-voorzitter én mede-oprichter van voetbalclub FC Amboina, die op 30 april 1962 werd opgericht in Kamp Schattenberg, het voormalige Kamp Westerbork. In de dagen van de kapingen was hij trainer van BSVV, de BovenSmildse Voetbal Vereniging. “Van alle kapers in de trein was alleen het meisje géén lid van Amboina,” zegt hij in Half Drie.” Al die jongens kende ik persoonlijk.”
Vijf van de zes treinkapers die omkwamen, waren spelend lid van Amboina. “Voor de club was het een groot verlies,” aldus Saptenno. “Hun dood was het trieste gevolg van hun keuze en daar moeten wij ons bij neerleggen.”
Rudi Lumalessil was één van de leiders van de treinkapers. Voetbal speelde in het leven van de Molukse actievoerders een grote rol, zegt hij tegen Half 3: “Vóór de acties hebben we allemaal gevoetbald. Voor hen die het overleefden, was het toen we uit Veenhuizen terugkeerden erg moeilijk om die draad weer op te pakken.”
Simon Tahamata speelde vier keer in de gevangenis van Veenhuizen een voetbalwedstrijd met de gedetineerde Molukkers. Willem van Hanegem ging enkele keren mee, Bobby Haarms van Ajax zorgde voor de shirts.
Lumalessil: “Het waren momenten waar je lange tijd naar uitkeek. Een ontmoeting met Tahamata was een bijzonder samenzijn. Zijn betrokkenheid was heel voelbaar. Dat was eerlijk en oprecht. Nadat we gevoetbald hadden, zaten we langdurig bij elkaar in een soort kantine. Soms wisselden we geschenken uit. Wij kregen van Simon een bal. Ik heb Simon nog eens mijn gitaar gegeven.”
Sportgeschiedenis.nl