vr 16 mei 2014, 21:06
'De ober draaide op het terras het prijzenbord om…'
Oneerlijk of goed doel
door Marjolein Schipper
Toeristen die in veelal exotische buitenlanden aanzienlijk meer moeten betalen voor plaatselijke attracties en bezienswaardigheden dan de plaatselijke bevolking, velen van u herkennen het. Aparte kassa’s en zelfs afwijkende menukaarten en aangepaste hotelprijzen kwamen voorbij in de reacties. Maar dan: wat vindt u ervan?
Zelf gaf ik vorige week toe het eigenlijk niet precies te weten. Ik aarzelde: is het niet logisch dat een vaak armlastige ‘inlander’ minder betaalt dan ik? In de reacties zag ik een scherpe waterscheiding.
Een groot deel van de lezers ervaart het fenomeen als ergerlijk en pure afzetterij, discriminatie zelfs. De vaak corrupte regeringen ter plekke maken er een potje van, onderhouden het culturele erfgoed slecht en dan kunnen wij toeristen er voor opdraaien? Onzin!
Een ander deel reageert met compassie: alles is vaak toch al zo goedkoop, wat maken die paar extra euro’s dan uit? En: als de bezienswaardigheden er (extra) mee kunnen worden onderhouden dient het toch alleen maar een goed doel?
Veel verfrissende inzichten kwamen tot mij, bij voorbeeld van Jan Knecht. Hij geeft er de voorkeur aan de zaak om te keren. „Je kunt het ook zo zien dat aan ons bezoekers uit het buitenland een naar onze normen acceptabel tarief wordt gevraagd, terwijl de lokale bevolking toegang heeft tot een lager en een voor hen vooral meer bereikbaar tarief.”
Meneer C.N. H. van Dijk, de schrijver van de reiservaring in Indonesië die ten grondslag lag aan de column van vorige week, tikte mij nog even op de vingers. Ik nam het namelijk op voor de ‘arme Indonesiër’, maar dat noemt meneer Van Dijk volkomen onjuist: „Als men met vliegtuig of touringcar van een ander eiland naar Bali kan komen, ben je als Indonesiër absoluut niet armlastig. En als je dan ook nog eens de toeristische spots bezoekt dan heb je echt een gevulde portemonnee. En als dan zulke lieden een fractie betalen van wat de westerse toerist moet betalen is dat pure diefstal.”
Hij memoreert ook nog even dat het grootste deel van de westerse toeristen lang heeft moeten sparen om een vakantie in dit land door te brengen en dat het dus bepaald geen miljonairs betreft. En: „Het door buitenlanders TEVEEL betaalde geld verdwijnt in de wijd openstaande zakken van corrupte lieden en wordt echt niet voor onderhoud gebruikt.”
Ook meneer Dekker betitelt het fenomeen van de hogere prijzen als discriminatie. „Sommige mensen moeten soms jaren sparen om een exotische reis te ondernemen en kunnen dat alleen doen omdat de prijzen in het vakantieland substantieel lager liggen dan hier. Om vervolgens geconfronteerd te worden met idiote prijzen omdat men ’rijker’ is!”
Belachelijk, vindt meneer Dekker, die ook aanstipt dat de (zogenaamd) vermogende buitenlander niet verantwoordelijk is voor het behoud van het cultureel erfgoed in zijn vakantieland. „Sinds de crisis hier is toegeslagen vragen wij toch ook niet van onze Noorse (en dus rijkere) toeristen of zij even meer willen betalen voor onze musea omdat de subsidiekraan behoorlijk is dicht gedraaid?”
Rick Logeman betaalde niet alleen voor het kasteel van Dracula (Roemenië) een hoger toegangstarief als ‘buitenlander’, zelfs in het hotel moest hij meer betalen. „Maar dichter bij huis, in Parijs, is het mij ook overkomen dat een café twee prijzen hanteerde. Op het moment dat wij met een grote groep plaats namen op het terras draaide de ober het prijzenbord om. Daar stonden hogere tarieven voor de meest gangbare dranken.” Hij heeft wel een advies: „Gewoon onderhandelen over de prijs! Maar wel altijd met een glimlach.”
Annelies en Tim Doelman zijn ervaren reizigers die al ruim een kwart eeuw jaarlijks circa een maand door Azië reizen: Thailand, Laos, Myanmar, Cambodja, Vietnam, Indonesië, India, Maleisië en Sri Lanka. Zij spreken over absurde entreeprijzen: „Gecombineerd met de vaak absoluut onbeschofte houding van degenen die ‘de kaartjes verkopen’, maakt het voor ons steeds moeilijker om dit acceptabel te vinden.
Dat de lokalen slechts een paar roepies, dongs, kips of wat dan ook betalen vinden wij begrijpelijk en prima. Zij profiteren echter absoluut niet van het extra geld dat wij betalen. Ben echter bang dat men de kip met gouden eieren aan het slachten is, want er is een einde aan de betalingsbereidheid van ons toeristen. Dan maar naar Volendam of New York waar iedereen (te)veel betaalt!”
Het best is het misschien geregeld op de Filipijnen, vinden Elly en Luc Hageman. De plaatselijke bevolking heeft daar gratis toegang tot musea en bezienswaardigheden, zodat zij kennis kunnen maken met de eigen cultuur en geschiedenis. En de toerist betaalt een zeer redelijke toegangsprijs. Zo is iedereen blij!
Telegraaf/Reiskrant