[31.05.2012]
‘Wat de Nederlanders hebben gedaan is in de doofpot gestopt’
Peter Breedveld
Morgen beginnen weer de Stripdagen in Haarlem. Eén van de dingen die ik er beslist wil zien, is de expositie van Peter van Dongen, auteur van de onvolprezen Rampokan-reeks. Jaren geleden interviewde ik Van Dongen voor Stripschrift, dat interview is later opgenomen in het Rampokan Schetsboek, maar ik heb het nog nooit gedeeld met de lezertjes van Frontaal Naakt. Bij deze dan. Weet dat het stuk acht jaar oud is, en dat sommige informatie dus is verouderd.
Op 16 augustus 1945, één dag na de capitulatie van Japan, werd de grootvader van striptekenaar Peter van Dongen door de Japanners onthoofd. “Mijn opa was officier in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL)”, vertelt van Dongen. “Hij was Indo-Europeaan, zat in Menado, in Noord-Celebes, stond pal voor Koningin en vaderland en voor de Nederlandse driekleur. Hij moest zijn wapens inleveren aan de Japanners, dan zou hij verder ongemoeid worden gelaten. Dat weigerde hij, uit loyaliteit. Daarom is hij onthoofd.”
Van Dongen is een pezige, niet onknappe dertiger met een getinte huid, sluik zwart haar en een stoppeltjesbaard. Zijn ogen lachen altijd. Hij zit in de huiskamer van zijn appartement in Amsterdam-Zuid, waar het naar Indische kruiden ruikt. Een Javaans houten beeldje en een donkerbruine kast in art deco-stijl roepen herinneringen op aan de Nederlands-Indische kolonie. Op de kast staat het beeldje uit het Kuifjeverhaal Het gebroken Oor. Eén van de wanden van een belendende kamer is behangen met foto’s van de families van Van Dongen en zijn vrouw. Foto’s van Aziatisch ogende mensen die volgens de mode van de jaren dertig zijn gekleed, en van mensen met rossig, golvend haar. “Door hun kleine, amandelvormige ogen hebben de familieleden van mijn vriendin ook wel iets Chinees”, meent Van Dongen. Op één foto poseren zijn Indische oudtante en haar man in Volendamse klederdracht voor een oer-Hollandse schouw.
Lees verder bij Frontaal Naakt.