Het ‘grote verhaal’ van de VOC
14 augustus 2014 · door Jan J.B. Kuipers
Bij uitgeverij Walburg Pers verschijnt begin september het boek De VOC. Een multinational onder zeil, 1602-1799. In dit boek wordt een panoramisch beeld geschetst van de nog altijd veelbesproken Verenigde Oost-Indische Compagnie. Naar aanleiding van de verschijning van het boek schreef historicus Jan J.B. Kuipers voor Historiek onderstaand achtergrondverhaal.
Geschiedenis van de VOC als baboesjka-pop
De Republiek der Verenigde Nederlanden, een staatkundige uitzondering in Europa, was ook het vaderland van de eerste naamloze vennootschap en eerste ‘multinational’: de Verenigde Oost-Indische Compagnie, lange tijd het grootste handelsbedrijf ter wereld. De VOC beïnvloedde de cultuur van de Republiek en alle gebieden waarmee zij handel dreef vaak blijvend. Haar waardering was aan grote wisseling onderhevig. Politieke standpunten en de steeds veranderende tijdgeest speelden hierbij een grote rol. In De VOC. Een multinational onder zeil, 1602-1799 bepleit ik een meer ‘esthetische’ benadering: de VOC als een groot en afgerond verhaal uit ons verleden.
De handel in specerijen was tot het einde van de zestiende eeuw volledig in Portugese handen. Portugal kwam in 1580 aan de Spaanse kroon en raakte daardoor in oorlog met de Nederlanden. Een handelsverbod en stijgende prijzen noopten partijen in de prille Republiek om zelf specerijen te gaan halen in Oost-Indië. Met het geld van negen kooplui, verenigd in de ‘Compagnie van Verre’, begon in 1595 ‘de eerste Schipvaart’ naar Azië. Tweeënhalf jaar later keerden drie van de vier schepen met slechts 87 van de oorspronkelijk 249 man terug in Amsterdam. De opbrengst van de meegebrachte peper was net voldoende om de kosten te dekken. Maar een Nederlandse handelsvloot wás naar Indië heen en weer gevaren.
Er ontstonden verschillende andere ‘voorcompagnieën’. Een grote verenigde compagnie zou, in de ogen van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt, een krachtig economisch en militair instrument zijn. De inkomsten konden immers de oorlog tegen Spanje mede financieren. Oldenbarnevelt dwong de compagnieën te fuseren. In 1602 kwam zo de ‘Generale Vereenichde Geoctroyeerde Compagnie’ tot stand, in de beeldvorming van de nazaten één van de belangrijkste ikonen van de Nederlandse Gouden Eeuw.
Geweld
De ‘Edele compagnie’ rustte retourvloten uit, bouwde vestingen en sloot verdragen. Zij had een eigen leger, eigen munten, en stortte zich in haar begintijd in geldverslindende militaire campagnes om de Portugezen uit de Aziatische handelsposten te verjagen en andere concurrenten – met name de Britten – op een afstand te houden. De belangrijkste VOC-gebieden waren het latere Nederlands-Indië (globaal Indonesië), de Kaapkolonie (Zuid-Afrika), Ceylon (Sri Lanka), kustregio’s in India, Malakka, Formosa (Taiwan) en Desjima (Japan). Vanuit haar strategisch gelegen factorijen en forten verlokte de VOC de lokale vorsten tot leveringscontracten, vaak met de VOC-kanonnen als doorslaggevend argument.
Lokale gemeenschappen bij wie geen contract kon worden afgedwongen wachtte soms uitroeiing. Veel geweld is gebruikt op de Molukken en Banda-eilanden, Bantam op Java, het Maleisische schiereiland aan Straat Malakka, Ceylon en de zuidwestkust van India. In de ‘VOC-hoofdstad’ Batavia vond in 1740 de beruchte Chinezenmoord plaats, waarbij naar schatting tienduizend slachtoffers vielen. ‘De dood leeft op de straat van ‘t woest Batavia; / Voor kind noch grijsaard is bij Kristenen genâ,’ schreef Willem van Haren in 1742.
Verfijning en slaven
Gedurende de bijna twee eeuwen van haar bestaan rustte de VOC 4721 keer een schip uit voor de vaart naar Azië, bijna 1700 in de zeventiende en meer dan 3000 in de achttiende eeuw. In totaal kwamen 3356 retourschepen terug. Op het toppunt van haar macht had de VOC zo’n 25.000 werknemers in Azië in dienst. In Nederland telde de Compagnie ongeveer 3000 werknemers, nog afgezien van afhankelijke toeleveringsbedrijven.
Met de handel in specerijen – in de achttiende eeuw overvleugeld door producten als zijde, thee en porselein – droeg de Compagnie in Nederland bij aan economische groei en culturele verfijning. In Azië creëerde de VOC ook een handelsnetwerk tussen haar diverse handelsposten, waarbij zij zich aanpaste aan de heersende normen en gebruiken van diplomatie, onderhandeling en uitwisseling van geschenken. De slaveneconomie werd volkomen geaccepteerd.
De financiële basis, gebaseerd op uitgifte van aandelen en leningen, bleef smal. Behalve dat de VOC geen absoluut monopolie kon verwezenlijken, was er ook nooit sprake van een echt Europees overwicht in de Oost. Pas in de negentiende eeuw zou de balans doorslaan in het nadeel van Azië en ontplooide het kolonialisme zich volledig. Voordien wisten Aziatische heersers de VOC en andere Europese belanghebbenden redelijk buiten de deur te houden of slechts een bescheiden plaats in de (vaak letterlijke) marge toe te wijzen. Het bekendste voorbeeld is de feitelijke gevangenschap van de VOC-kooplieden op het minuscule eilandje Desjima in Japan. Nederland was het enige westerse land dat tussen 1653 en 1854 handel met Japan mocht drijven.
Lees verder bij Historiek.net