ADELMUND OVER ZIJN CARRIÈRE ALS PROF: "HET KNAAGT NOG ELKE DAG"
07 OKTOBER 2014|TEKST SVEN WANDERS|BEELD CREDIT: @MASHEHEK|
De Nederlandse voetballer Kristian Adelmund (27) voetbalt nu al drie seizoenen in Indonesië. Op dit moment komt hij uit voor de club PSS Sleman uit Yogyakarta. Toen hij de jeugdopleiding van Feyenoord en Sparta Rotterdam doorliep, had hij de droom om profvoetballer in Europa te worden. “Maar in Nederland krijg je geen tweede kans. Als je het eenmaal hebt verprutst, is je kans verkeken.”
Rond tien uur in de ochtend komt Adelmund nonchalant aangelopen in de Starbucks in een groot winkelcentrum in Yogyakarta. Hij is te herkennen uit duizenden: een lange westerse man, met blond haar, teenslippers, een korte broek en een los shirtje. Nadat hij zijn ontbijt heeft besteld gaat hij rustig zitten en begint hij te vertellen over zijn Indonesische avontuur. “Nee, het was niet het eerste plan om in Indonesië te voetballen. Spelen voor Feyenoord in de Kuip, dat was mijn droom. Helaas heeft het niet zo mogen lopen”, vertelt hij.
Op jonge leeftijd kreeg de grote centrale verdediger (1.93m) veel last van zijn groei. “Het begon bij Feyenoord al. Ik heb twee jaar lang alleen maar blessures gehad aan mijn knieën. Het snelle groeien was de oorzaak”, vertelt hij. “Op dat moment had ik ook helemaal geen plezier meer in het voetbal.” Na deze blessures maakte Adelmund de stap van Feyenoord naar stadgenoot Sparta.
Toen het plezier in het voetballen verdween, ging de jonge voetballer opzoek naar andere dingen die hij wel leuk vond. Adelmund was een jaar of vijftien toen hij begon uit te gaan. “O, dat vond ik mooi. Al die vrouwen, lazarus worden. Voor mij was het toen belangrijker wat we op vrijdag- en zaterdagavond gingen doen, dan de wedstrijd van morgen”, herinnert hij zich. “Toen ik achttien was, ging dat nog steeds goed. Ik was aanvoerder van Sparta A1 en ik zat bij Oranje onder de 19. Alleen mijn levensstijl was niet goed. En dat wist Sparta.”
In het nachtleven kwam de voetballer ook wel eens een trainer tegen. “En die zagen mij dan dronken aan de bar hangen. Dat was het moment dat ze mij geen contract meer aanboden. Ze zeiden dat ze niet geloofden dat ik voor de sport leefde. Daar hadden ze op dat moment gelijk in”, vertelt hij.
Toen Adelmund bij Sparta zat, kreeg hij na twee maanden last van een ernstige blessure, ditmaal aan zijn enkel. Hij zat een half jaar aan de kant. “Toen ik terugkeerde, was het normaal dat spelers die in het eerste niet speelden, meededen bij Jong Sparta. Ik had op dat moment veel goede spelers voor me en kreeg geen kans meer om me te bewijzen”, vertelt hij teleurgesteld.
In die tijd was het plezier helemaal weg en ging Adelmund in de topklasse spelen, een aantal niveaus lager. “Dat is op zich niet slecht, want je verdient een lekker salaris en kan daarnaast nog werken, maar het was niet wat ik voor ogen had. Dit was dan ook het moment dat je erachter komt dat je een profcarrière uit je hoofd kan zetten.”
Via een oud-teamgenoot van Sparta, Lorenzo Rimkus, is Adelmund in Indonesië terecht gekomen. “Ik had hem al een tijdje niet gesproken, totdat ik tegen hem moest spelen in Nederland. Op dat moment zat ik bij VV Capelle”, zegt hij. “Twee weken later werd ik door hem gebeld. Of ik zin had om in Indonesië te gaan voetballen. Hij bleek namelijk met Indonesische clubs in contact te staan.” Dit leek Adelmund een mooie kans, nadat zijn profcarrière in Nederland naar eigen zeggen mislukt was.
Zo is Adelmund profvoetballer geworden in Indonesië. “Het niveau is moeilijk te vergelijken met Nederland. Het is heel ander voetbal. De Indonesiërs kunnen allemaal aardig ballen, maar missen een bepaalde basis”, legt hij uit. “In Nederland krijg je, als je bij een club gaat spelen, bepaalde dingen vanaf je zesde jaar aangeleerd. Dat missen ze hier.” De oorzaak daarvan is het gebrek aan clubvoetbal. Iedereen begint met voetballen op straat. “Ze gaan hier pas bij een club voetballen vanaf hun zestiende. En missen dus de opleiding die Nederlanders wel hebben.”
De voetbalbeleving in Indonesië is ook anders te noemen. In tegenstelling tot veel Europese fans, staan de Indonesiërs negentig minuten achter hun club. Dat is ’s avonds te merken bij de openingswedstrijd van de competitie, tussen PSS Sleman en Persenga Nganjuk. In een uitpuilend stadion, met een capaciteit van 30.000 toeschouwers, komt een orkaan van lawaai. Overal zijn vlaggen, banners en mensen met de clubkleuren te zien. Het is een sfeer waar menig voetballiefhebber kippenvel van krijgt. Aan het eind van de wedstrijd wordt zelfs zo veel vuurwerk afgestoken, dat er geen hand voor ogen meer gezien kan worden. “Ja, ze zijn fanatiek”, vertel Adelmund enthousiast. “Het is elke keer weer fantastisch om het veld op te komen.”
Adelmund heeft altijd in zijn hoofd gehad dat hij profvoetballer zou worden. “Ik heb nog briefjes thuisliggen waarop staat ‘Als ik later groot ben wil ik profvoetballer worden en op tv komen’. Toen kon ik net schrijven, was ik pas acht jaar oud. Het heeft er dus altijd ingezeten.”
“Ook al ben ik nu wel profvoetballer, dit is het tweede plan. Ik wilde bij Feyenoord 1 spelen”, vertelt hij. “Het knaagt nog elke dag aan me, dat ik toen niet alles heb gegeven wat ik had moeten geven en dat ik meer zin had om op stap te gaan. Ik zat meer in die stapwereld dan dat ik voor het voetbal leefde. Dat heeft me uiteindelijk de kop gekost.”
Al met al zit Adelmund wel goed in Indonesië. “Voor de rest heb ik niks te klagen. Ik kan hier leven als een koning en heb het enorm naar mijn zin”, zegt hij. “Maar toch is het niet wat ik voor ogen had. Iedere dag denk ik bij mezelf: ‘Wat als…?’”
VersPers