woensdag 24 juni 2009
Drie jaar rimboe, muskieten en vechten
Door JORINA HASPELS
KRIMPEN AAN DEN IJSSEL - Geen elektriciteit, geen auto.
Alleen maar drie jaar lang rimboe, muskieten en aanvallen van de ongeregelde Indonesische troepen. Toen de militairen Henk Snel en Pieter van Osch in 1950 terugkwamen uit Nederlands- Indië wilden zij en de rest van Nederland die ongemakkelijke periode zo snel mogelijk vergeten. Pas na hun pensionering kwamen de herinneringen. Vrijdagmiddag praten de veteranen uit Krimpen aan den IJssel erover met elkaar.
Het is aardedonker als Pieter van Osch weer eens op patrouille gaat. Nu de jaren vorderen, wordt de sfeer steeds grimmiger. ''We gingen met een ideaalbeeld naar Nederlands-Indië. We moesten de bevolking daar redden van de wrede Japanse bezetter. In plaats daarvan werden wij gezien als overheerser.''
Zijn peloton in het buitengebied op Oost Java had, in tegenstelling tot Henk Snel die in Zuid Sumatra was gelegerd, wél een auto. Maar rijden was vaak onmogelijk door boomstammen op de weg. Die werden neergelegd door de Ploppers, zoals de ongeregelde Indonesische troepen werden genoemd. ''Altijd de angst dat ze je achter de boom lagen op te wachten.''
Ook de hinderlagen in de suikerrietvelden waren angstig. ''En vergeet niet al het ongedierte dat langs je benen kroop. De jonge Indonesiërs staken die velden in de brand. Wij moesten dat zien te voorkomen en je snapt wel dat dit niet altijd even zachtzinnig ging.''
Toch kwam Van Osch heelhuids thuis. Daar zag hij zijn ouders na drie jaar grijs terug. ''Ook mijn broer was naar Nederlands-Indië gestuurd. Nu ga je voor een half jaar maar toen vertrokken we, ook als dienstplichtige, voor onbepaalde tijd.''
Op de plek waar Henk Snel zat, waren de omstandigheden nog slechter. Geen elektriciteit, geen auto. ''Alleen die vermaledijde muskieten,'' zegt de oud-agent uit Krimpen aan den IJssel. ''We hadden er niets. Als bijvoorbeeld onze voetbal kapot was, moesten we wel een half jaar wachten op een nieuwe.''
Hij was in 1945 naar Engeland gegaan en vandaar als oorlogsvrijwilliger naar Nederlands-Indië. Hoe lang hij zou blijven, wist hij niet. Snel kwam terecht in het moerasachtige gebied van Zuid-Sumatra. ''We moesten ons steeds verder terugtrekken, steeds meer op patrouille. Op het laatst zagen we nog amper ons bed.'' Confrontaties waren er genoeg, maar liepen vaak net goed af. ''Wij waren slecht bewapend, en dat waren zij ook. Gelukkig,'' zegt Van Osch. ''De tyfus eiste bij ons meer slachtoffers,'' zegt Snel.
Zelf kreeg hij malaria toen hij in 1950 terugvoer naar Nederland. Daar trof hij een land dat hem en zijn collega’s zo snel mogelijk wilde vergeten. ''Toen wij in 1946 op weg gingen, zagen we Soekarno als een soort Mussert. Iemand die heulde met de Jappen. Tegen de tijd dat we weg gingen, waren wij de bezetters die de onafhankelijkheid van de Indonesiërs hadden onderdrukt én de strijd hadden verloren.'' Daar kwam de schande van de twee politionele acties en de situatie van de Molukse bevolking nog bij.
Eenmaal thuis kregen de militairen een bak koffie, 100 gulden en een maand vrij reizen om werk te zoeken. Werk dat er amper was. Snel kwam uiteindelijk bij de Rijkspolitie. Van Osch vertrok voor een jaar naar zijn oom in Zweden en kwam daar in de houtindustrie terecht. ''Nederlands-Indië? Ze hadden er daar nog nooit van gehoord. Een zegen. Zo kon ik de ellende snel vergeten.''
AD