Kiezers gezocht op de vuilnisbelt
REPORTAGE, Van onze correspondent Michel Maas
Gepubliceerd op 05 juli 2009 21:49, bijgewerkt op 5 juli 2009 22:08
JAKARTA - Bijna de helft van de Indonesiërs leeft van 2 dollar per dag of minder. Armoede scoort dus hoog bij de verkiezingen.
De hele staalkaart van armoede trekt door het hart van Jakarta. Vissers, boeren, dagloners, voedselverkopers, becak-fietsers en vuilnisjutters drommen in keurige groepen in bussen en vrachtwagens achter een grote open dubbeldeks bus. Daarin zit Megawati Soekarnoputri, een beetje weggedoken alsof zij zich geneert voor haar armetierige gevolg. Maar bovenop, als een krijgsheer op zijn gevechtswagen, staat Prabowo Subianto, haar running mate, hoog boven het verkeer van Jakarta dat door de stoet tot stilstand is gedwongen. Hij voert het legertje van boeren en bedelaars naar het grote stadion van Jakarta, het stadion dat is genoemd naar de legendarische vader van Megawati, ‘Bung Karno’, ‘broer’ Soekarno.
Armoede scoort hoog bij de Indonesische presidentsverkiezingen. Prabowo was in april de eerste die er bij de parlementsverkiezingen mee probeerde te scoren. Zijn gelikte reclamespots speelden bijna zonder uitzondering op het arme platteland, en toen de campagne succes leek te krijgen, volgden alle andere kandidaten hem na. Sindsdien gaat er geen dag voorbij of president Susilo Bambang Yudhoyono, Megawati, of de derde kandidaat: vicepresident Jusuf Kalla, verschijnen wel ergens in een rijstveld met een strooien hoed op en kaplaarzen aan. Er staat veel op het spel. Tientallen miljoenen Indonesiërs, en volgens Prabowo zelfs 100 miljoen, bijna de helft van de bevolking, leeft van 2 dollar of minder per dag. Dat zijn veel stemmen.
Megawati en Prabowo probeerden zich het hardst te profileren als de kampioenen van de arme man. Zij gingen zelfs zo ver dat zij hun campagne openden op de grote vuilnisbelt van Jakarta, Bantar Gebang. De media schamperen dat alleen het ombouwen van de campagnebus al meer dan 20.000 euro kostte, een fractie van het reclamebudget, maar een gigantische verspilling in vergelijking met het schamele beetje waar de doelgroep van moet rondkomen.
Die doelgroep merkt er weinig van. Die leest geen kranten en heeft geen televisie, en zelfs als er televisie is in het dorp, wordt er niet naar saaie verkiezingsdebatten gekeken. De kampong Klender Tanggul ligt aan een zandweg langs een irrigatiekanaal, midden in de rijstvelden van Krawang. De kampong is niet ver van de steden Bekasi of Krawang, maar ‘niet ver’ is een relatief begrip voor mensen die zijn aangewezen op hun eigen voeten. Aan de voeten van Rodi zitten niet eens slippers. Die heeft hij niet nodig, want de eeltlaag onder zijn voeten is dik genoeg, en de huid aan de bovenkant is door de zon zwart en hard gelooid.
Met die voeten loopt hij over de stenige weg door de rijstvelden. Die velden zijn niet van hem, maar eigendom van mensen uit de stad, die ze laten bewerken door mensen als Rodi. Als er geplant of geoogst moet worden, huren zij hem in voor 15.000 rupiah per dag, amper meer dan een euro. De rest van de tijd is hij aangewezen op wat hij vindt: Rodi is een rijstjutter.
Hij zoekt plaatsen waar net is geoogst, en daar verzamelt hij de rijststengels die zijn achtergebleven. Uit die stengels peutert hij de rijstkorrels die bij het dorsen zijn achtergebleven. Vandaag heeft hij geluk. Hij verzamelt bijna 10 kilo ruwe rijst, genoeg voor 3 kilo schone rijst. Dat is drie dagen eten.
Zijn huisje staat ingeklemd tussen de zandweg en de rijstvelden. Het is niet meer dan een hut: bamboepalen stutten een paar wanden van bamboe vlechtwerk en stukken plastic, met een dak van asbest. Het enige meubilair zijn twee ruw getimmerde bedden en een oude kast. Er is geen elektriciteit, er is geen gas. Rodi’s vrouw Teewi kookt op een vuurtje van bamboesplinters. Zij kookt wat er is, en meestal is dat rijst. ‘Alleen als er geld is kopen we groente en vis. Anders koken we alleen rijst, soms met zout, soms met sambal’, zegt Teewi. ‘En als er niets is, koken we niets, of lenen we een kilo rijst bij de buren.’
Aan Teewi’s borst hangt hun jongste kind: een jongetje van 22 maanden. Een meisje van 4 hangt aan haar arm. Vijf kinderen hebben zij. Teewi was 14 toen de eerste werd geboren, en nu is zij 41. Rodi weet niet hoe oud hij is. ‘Ook zoiets’, zegt hij. ‘40 en nog wat.’ De oudste twee zijn 27 en 25. Die wonen ook hier, en leiden hetzelfde leven als hun ouders. Wat wil je zonder school.
School kost geld, en dat is er niet. Zelfs nu de regering de scholen gratis maakt is het moeilijk, zegt Rodi. De dichtstbijzijnde school is ver weg, 5 kilometer, en vervoer is duur. Kinderen moeten bovendien schoenen hebben, een uniformpje, boeken. ‘Wij moeten eerst eten’, zegt Rodi berustend.
Hun derde kind hebben zij drie jaar geleden van school gehaald. Het meisje kon goed leren, en moest huilen toen zij niet meer naar school mocht. Zij is nu 14. Rodi en Teewi hebben haar meegegeven aan de uitbater van een pesantren, een koranschool in de buurt. Die heeft haar meegenomen naar Jakarta en gezegd dat hij haar daar naar school zal laten gaan. Af en toe komt de man langs, en zegt dat het goed met haar gaat.
Rodi leeft al zolang hij zich kan herinneren van de ene dag in de andere, al was het niet altijd even zwaar.
Onder Soeharto was dat gemakkelijker dan nu, zegt Rodi. De rijst leverde meer op, de mensen werden beter betaald, en er was een ‘posyandu’ in het dorp: een gezondheidspost waar gratis medicijnen waren en vitamines en andere hulp. De rijst levert tegenwoordig niks meer op, alles is duur geworden, en ook de dichtstbijzijnde ‘posyandu’ is nu ver weg, minstens 5 kilometer. En voor een dokter moet je naar de stad. Dat kost minstens 15.000 rupiah, enkele reis: een dagloon in goede tijden. Dus leren zij leven met hun chronische maagkwaal, en trotseert Teewi een pijnlijke longaandoening. Zolang als het gaat.
Campagnes vinden plaats in een wereld ver van kampong Klender Tanggul. Verkiezingen zijn in dit dorpje niet meer dan een vluchtig moment, dat voorbij is voor je er erg in hebt. De mensen leven er niet naartoe. Zij zijn te druk met het eten van vandaag om over morgen na te denken. Op wie hij woensdag gaat stemmen weet Rodi daarom nog niet. Hij zal zeker gaan, maar bepaalt in het stemhokje wel wie hij kiest. ‘Vorige keer heb ik op Yudhoyono gestemd, maar of ik dat weer doe weet ik nog niet.’
Teewi weet het ook nog niet: ‘Ik zie wel wat de anderen doen. Dan doe ik hetzelfde.’ Waarom? ‘Ik durf niet op iemand anders te stemmen, niet in m’n eentje. Daar krijg je alleen maar gedoe van.’
Zij verwachten er niets van. De toekomst wordt niet door verkiezingen bepaald, maar door God en door hun kinderen. Teewi: ‘Wij moeten geduld hebben. Later kunnen wij misschien uitrusten in het huis van een van onze kinderen, als die het wat beter hebben dan wij.’
Volkskrant