Waarom bioloog Gabriella Frederiksson voor bosbehoud strijdtDe Amsterdamse bioloog Gabriella Fredriksson (45) zet zich al twintig jaar in voor beren en orang-oetans in Indonesië, maar vooral strijdt ze voor behoud van het bos in Sumatra en Oost-Kalimantan.
Gabriella Fredriksson aan het werk op Oost- Kalimantan. (Foto: Rocky Paolarossi)Op plastic schoenen van een paar roepia beweegt de Nederlandse bioloog Gabriella Fredriksson zich behoedzaam door het dichte oerwoud nabij Tangkahan in Noord–Sumatra. Veelvuldig blijft ze stilstaan. Om te luisteren. Om het kleinste plantje met de grootst mogelijke aandacht te bestuderen. Om een insect te fotograferen. Of om haar Britse partner, Graham Usher, marinebioloog, te attenderen op de verrassende kleuren van een cicade. Ineens wijst ze omhoog. Naar bewegende bladeren in een boom. ‘Gibbons’, fluistert ze en haar blauwgroene ogen lichten op wanneer ze een heel gezin ontdekt. Op de ene tak zit een moeder met baby, een tak verderop zit het mannetje. Later, de platgetreden takken op de grond inspecterend: ‘Hier hebben pas olifanten gelopen. Gaaf hè.’
Fredriksson woont al twee decennia als het ware in het bos en is nog steeds enthousiast over alles wat er groeit, bloeit en beweegt. Het geluid van een houtzaag in de verte snijdt dan ook door haar ziel. ‘Bomen van duizend jaar oud worden omgezaagd om er papier en pulp van te maken, of om plaats te maken voor oliepalmen en rubberbomen. Je zag het onderweg hiernaartoe, de natuur in Indonesië wordt van alle kanten bedreigd.’
Ze was veertien toen tijdens een gezinsvakantie in Sumatra haar fascinatie voor de jungle werd gewekt. Verder was Gabriella in alle opzichten een stads meisje. Haar on-Nederlandse naam dankt ze aan haar Zweedse vader, maar zelf is ze geboren en getogen in Amsterdam. Ze was allerminst zo’n kind dat zich bekommerde om gewonde vogeltjes. Ze zeurde om een kat, verder reikte haar belangstelling voor dieren niet. Rebels was ze wel al. Op het Barlaeus Gymnasium dreigde ze te ontsporen. Het is goed geweest dat haar ouders haar naar het strengere Vossius Gymnasium stuurden, want anders had ze de universiteit vast niet gehaald.
Een beer als huisdierIn 1994 vertrok ze als biologiestudent naar Oost-Kalimantan, het Indonesische deel van Borneo, om er research te doen naar de reïntegratie van orang-oetans. De conclusie was weinig bemoedigend. Het bleek voor deze apen niet gemakkelijk na gevangenschap in het wild te overleven – daar was maandenlange training voor nodig. Maar ze deed een mooie ontdekking. ‘Tijdens het veldwerk zag ik twee beren hoog in een boom een bijennest openhalen om bij de honing te kunnen. Het bleken “sun bears” te zijn, oftewel zonberen, de kleinste berensoort ter wereld. Het was een indrukwekkend tafereel, en ik vroeg me af waarom iedereen zich richtte op orang-oetans en niemand sprak over deze beren.’
Na haar afstuderen ging ze op zoek naar studies over de zonbeer en daarvoor schreef ze alle berenexperts ter wereld aan. Er was geen enkele studie voorhanden. Opmerkelijk, omdat er maar acht berensoorten zijn en er honderden, wellicht duizenden studies zijn over bruine en zwarte beren. ‘Het was tot dan toe niemand gelukt ze te bestuderen. Zonberen zijn schuw. Je kunt ze niet achtervolgen om hun gedrag te bestuderen.’ Toch was dat wat Fredriksson wilde. Ter voorbereiding ging ze drie maanden naar Zweden, waar onderzoek werd gedaan naar de bruine beer. Daar leerde ze hoe ze via zendapparatuur het leefgebied en het activiteitenpatroon van beren kon bestuderen.
Een unieke kans deed zich voor toen een Nederlandse natuurbeschermer haar in contact bracht met de bosbouwdienst in Oost-Kalimantan. De dienst wilde tien zonberen, die al langere tijd in een orang-oetanopvangcentrum zaten, vrijlaten. ‘Ze wilden de beren gewoon het bos in sturen, maar de beren hadden begeleiding nodig. Die werden tijdens hun babytijd als huisdier gehouden, zoals dat vaak gebeurt in Indonesië omdat ze zo schattig ogen. Maar ze worden al snel gevaarlijk en dan willen de baasjes ervanaf.’
Lees verder bij fd.persoonlijk