Slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands Indië vragen de Japanse prins Akishino om bemiddeling
21 augustus 2009
De Stichting Japanse Ereschulden heeft zich in overleg met het Indisch Platform in een brief van vandaag gericht tot de deze week ons land bezoekende Japanse prins Akishino voor een nu bijna 65 jarig bestaand probleem.
Het Japanse prinselijke paar bezoekt ons land in verband met de herdenking van 400 jaar handelsbetrekkingen tussen Nederland en Japan in de Ridderzaal in Den Haag op 25 augustus aanstaande. J.F. van Wagtendonk, voorzitter van de Stichting Japanse Ereschulden schrijft in zijn brief aan de Japanse prins: “Ondanks dat wij de 400 jaar handelsbetrekkingen een belangrijke mijlpaal vinden, mag het toch niet zo zijn dat Japan zich nog steeds aan haar morele plichten onttrekt”. Alles wat er destijds in Nederlands-Indië is gebeurd is geschied in naam van zijn grootvader keizer Hirohito.
Het betreft mensen die door werkgever, overheid, bedrijf of kerk waren uitgezonden naar Nederlands Indië. Ook die voormalige Nederlandse kolonie raakte betrokken bij de oorlog. Zij maakten de meest verschrikkelijke dingen mee, zoals 42 maanden in gevangenschap, ze raakten al hun bezittingen kwijt, verloren familieleden en de Japanse gevangenbewaarders trokken zich niets aan van Internationale Conventies. Onze landgenoten werden beroofd, gemarteld en systematisch uitgehongerd. De Japanners stelden medegevangenen terecht met de bajonet of onthoofden hen met een Samoerai zwaard. Velen hebben het eind van de oorlog niet gehaald. Tenslotte geeft een zogenaamd van “niets wetende” keizer zijn leger de opdracht alle gevangenen bij een invasie zonder meer te liquideren. ”Loot all, kill all and leave no traces”, zo eindigt deze keizerlijke instructie!
Na drie en een half jaar gevangenschap keren burgers, ambtenaren en KNIL-militairen volslagen berooid, zonder één cent op zak terug naar hun vaderland. Daar aangekomen liet de werkgever of overheid weten dat de kosten van repatriëring zelf diende te worden betaald. Ruim 60 jaar later hebben deze slachtoffers nauwelijks nog een cent gezien. Geen salaris, geen onkostenvergoeding, geen schadevergoeding, geen genoegdoening, geen smartengeld, geen pensioen. Niets, helemaal niets!
Verdragen
In 1951 werd het Vredesverdrag van San Francisco gesloten. Daarin was geregeld dat alle schadeclaims aan Japan zouden worden kwijtgescholden, ook die van gedupeerde burgers. De Nederlandse overheid tekende dat verdrag onder druk van de intrekking van de Amerikaanse Marshall hulp, waarmee de gedupeerde staatsburgers nadrukkelijk het constitutionele recht werd ontnomen op compensatie en schadevergoeding van de veroorzakende partij, Japan. In principe zou de Nederlandse Staat hiermee de aansprakelijkheid ten opzicht van de Vervolgingsslachtoffers van Japan hebben moeten overnemen.
Dit is niet het geval geweest.
Door dit Vredesverdrag kreeg Japan de mogelijkheid zich te herstellen van haar oorlogsschade. En dat deed ze. Maar volgens Van Wagtendonk betekent dat niet dat Japan geen morele plicht meer zou hebben. Los van soms vage uitlatingen van een Japanse minister-president of de keizer vindt Van Wagtendonk dat Japan als natie nu eens haar diepste medeleven zou moeten betuigen, haar gemeende excuses zou moeten aanbieden en een aanvang zou moeten maken met het vergoeden van de geleden schade.
Ook ondertekende de Nederlandse overheid in dat jaar het verdrag van de rechten van Vluchtelingen (Displaced Persons). Door het niet uitbetalen van achterstallig loon en schadevergoeding beroofde de staat haar eigen burgers, wat in tegenstelling is met dit verdrag. De staat heeft zich, wat hun eigen vluchtelingen uit Indië/Indonesië betreft, er nooit aan willen houden.
Volgens de slachtoffers is deze situatie net zo onrechtvaardig als wanneer een van onze mannen of vrouwen in Irak, Afghanistan of voormalig Joegoslavië geen loon doorbetaald zou worden wanneer hij of zij onverhoopt krijgsgevangen zou worden gemaakt.
“Onbestaanbaar en onaanvaardbaar”, zegt Van Wagtendonk nadrukkelijk.
Koningshuis
In een proclamatie in 1945 zei Koningin Wilhelmina: “Ten besluite spreek ik tot alle Nederlanders. Wij zijn aan onze driekleur, die ons in deze jaren zo dierbaar is geworden, verplicht te toonen, dat het ons diepe ernst is met onze dankbaarheid tegenover al deze vrouwen en mannen, die het beste gaven voor Nederland, voor ons Rijk en voor ons. Het is onze ereplicht hen niet teleur te stellen”.
Niettemin moest H.M. Koningin Beatrix de Nederlandse regering in 1991 er nog aan herinneren dat: “Velen van mijn landgenoten hebben de oorlog niet overleefd. Zij die wel zijn teruggekomen blijven getekend door de herinnering. Aan hun leed is daardoor nog altijd geen einde gekomen”.
Verzoek
De Stichting Japanse Ereschulden wijst de Japanse prins op de 400 jaar handelsbetrekkingen die voor drie en een half jaar werd onderbroken door de oorlog. In het licht van de festiviteiten deze week vraagt de stichting de Japanse prins om alles in het werk te stellen om de Nederlandse en Japanse overheid samen te laten werken om deze onafgemaakte zaak van Japanse ereschulden nu eindelijk eens de wereld uit te helpen. Van Wagtendonk: "De oplossing van dit probleem is niet alleen goed voor de banden die onze beider landen onderhouden en het begrip wat er voor dit probleem leeft, maar maakt eveneens een eind aan deze zich al zo lang voortslepende zaak."
Emea Persberichten