Bronnen: Waanders en Tropenmuseum.
Voorwoord:Ik plaats wat summiere gegevens/feiten neer in het volgend artikel en treed niet in detail.
Ook over dit onderwerp "Vrouwen en hun posities in vroeger Indonesia" is genoeg te vinden op het internet en m.i. is het dan dubbel op.
Kartini, de regentsvrouw van Kudus in Japara, de rol van de Batakvrouw waar het familiebezit in haar handen rust, kortom er is genoeg over te lezen.
Vrouwelijke vorsten / Vorstinnen:
In Indonesia was, ten opzichte van andere oosterse landen, de sociale en maatschappelijke positie van een vrouw menigmaal gunstiger. Let wel, het was niet een positie zoals menige westerse dit zal herkennen en conform haar maatstaf zal kenmerken.
Hoge posities bekleed door vrouwen was niet geheel ongewoon.
In 674 ad was er reeds een heerseres op MIdden Java, genaamd Ratu Sima, die een dusdanig streng bewind handhaafde (volgens de legende), dat roofpartijen tijdens haar bewind niet voorkwamen.
In de 16de eeuw regeerde op Java twee maal een vrouw als souverein en in het Islamitisch sultanaat Aceh waren het in 1641 alsook in 1699, vrouwen die de overleden sultan opvolgden.
Ook in Celebes was het niet ongewoon, dat er vrouwelijke vrosten heersten.
Vorsten/vorstinnen van Luwu werden gekozen door de Hadat, een ministerraad bestaande uit 4 leden van de vorstelijke familie.
De vorstin van Luwu, Wé Kambo Daëng, vanaf 1901 vorstin, weigerde een deel van haar rijk af te staan aan de Nederlanders en in september 1905 vielen koloniale troepen Luwu binnen en werd zij gedwongen de zogenaamde Korte Verklaring te tekenen.
Zij was voor de tweede maal gehuwd met La Batjo To Valipé Opoe Patoenrp, een lid van de Hadat van Luwu.(Mij is onbekend wat er met haar eerste echtgenoot gebeurd is?)
De politieke invloed van de vrouwen aan de Javaanse hoven in de 18de en 19de eeuw dient niet onderschat te worden; zij was berucht en bevreesd en het was vooral een familiegeschiedenis en de centrale figuren in de Javaanse (ook de vorstelijke) families zijn nog steeds de vrouwen.
Javaanse bronnen vermelden de belangrijke rol van vrouwen op handels- alsmede militair gebied en de Prajurit Estri (vrouwelijke lijfwacht van een vorst) en zij deden beslist niet onder voor de mannelijke lijfwachten of soldaten.
Deze vrouwelijke lijfwachten waren meestal dochters van de hofambtenaren en bewapend met pijl/boog en speren en schild.
VOC ambtenaar Jan Greeve schreef in zijn dagboek, na een bezoek aan het hof in 1788, hoe handig de vrouwelijke cavaleristen omgingen met karabijn en artillerie, dit in tegenstelling tot de mannelijke soldaten, die menigmaal wat zaten te prutsen.
De gezant Rijckloff van Goens (1619-1682) verhaalt de bedrevenheid in de krijgskunst en danskunst, vervuld van verbazing.
Na hun diensttijd huwden de vrouwelijke lijfwachten veelal een hofedele, waardoor zij op die wijze betrokken bleven bij het hofgebeuren en hun invloed konden uitoefenen.
Euraziatische vrouwen:
In het Engels Eurasians en niet zoals wel eens tegenwoordig de misplaatste term Dutch Indonesians wordt gebruikt.( = Hollandse Indonesiers. Het slaat nergens op, zo'n domme uit de lucht gegrepen en overgenomen vertaling. Of je bent Hollands of je bent Indonesier.)
Door de VOC werd aanvankelijk toegestaan, dat vrouwen zich voegden bij de mannen in dienst van de VOC, doch veel animo ervoor was er niet.
Om het tekort van europees vrouwenschoon aan te vullen, werden in een later stadium weesmeisjes en "straatmeisjes" naar de oost gezonden, doch men kwam hierop terug wegsn pragmatische en zedelijke overwegingen.
Gehuwde europese gezinnen drukten teveel op huishoudelijke budgets (waar de VOC voor op draaide - premies etc) en een huwelijk met een inlandse was goedkoper en eenvoudiger.
De band die de europese vrouwen met het vaderland hielden was tevens een te groot risico voor de VOC, aangezien dan de dienstdoenden niet bij zouden tekenen en men was ook bevreesd dat deze europese dames en hun kindertjes niet bestand zouden zijn tegen het tropisch klimaat en omstandigheden.
Om die redenen propageerde men later daarom ook huwelijken met inlandse of euraziatische vrouwen. OP deze wijze zouden de dienstdoende mannen meer aan het land gebonden zijn.
Aanvankelijk nam men slavinnen uit niet-islamitische samenlevingen als concubines.
Uit huwelijks- en geboorteregisters is gebleken dat de voorkeur van de hooggeplaatste VOC-mannen naar de indo-europese vrouw ging in plaats van de inlandse.
Na verloop van tijd gingen deze mannen terug naar Nederland (zo zij al niet in Indië het leven lieten) en namen veelal hun zonen mee, die in Nederland verder studeerden. De dochters bleven achter, vaak rijk en machtig geworden door erfenissen en hun bekendheid met de handel en wandel in Batavia, die zij zouden overbrengen op de nieuwe genratie elite indo-europesen. (Zie ander artikel hierover bericht ...Indo's)
De slavinnen of inlandse vrouwen trouwden met de "gewone" soldaat of handelaar en daar ontstond die ander groep indo-europese uit voort, de zogeheten mindere groep.
Pas aan het eind van de 19de eeuw werden de europese vrouwen uit Europa weer verwelkomd in Indië, zij het in het begin slechts weggelegd voor de mannen die reeds een zekere staat van dienst hadden.
Het beleid was immers omgedraaid naar: De Indische samenleving moest zoveel mogelijk europees zijn.
"Een echt Nederlands gezin met een echte Nederlandse vrouw die het huishouden bestierde was de beste waarborg voor het behoud van de echte Nederlandse normen en waarden."
(Het bovenstaande al neerschrijvend, begrijp ik nu pas anno febr 2010 het gezegde uit 2009 van - die anno febr 2010 zijn funktie nog uitoefent- premier JP. B. die in één van zijn redevoeringen deklareerde: "We moeten terug naar de tijden van de VOC wat betreft die normen en waarden."...Amien.)