Stadswandeling Indisch is springlevend Sambal en gevelstenen in de HofstadDoor: Maaike Boersma
Gepubliceerd: vandaag 00:44
Update: vandaag 01:03
Driehonderd jaar koloniale macht laat sporen achter. Een wandeling door Indisch Den Haag.Het is nog maar vijftig jaar, twee maanden en zes dagen geleden dat we het officieel verloren, ons paradepaardje, onze trots, hét bewijs dat wij een wereldmacht waren: Nederlands-Indië. Je zou het haast vergeten, maar meer dan 300 jaar had ons kleine Nederland aan de andere kant van de wereld een kolonie. En er zijn, zeker in Den Haag, nog genoeg plekken die ons daaraan herinneren.
Loop vanaf het Centraal Station naar het Binnenhof en daar vind je het bewijs van waar het ooit allemaal mee begon: een grote gevelsteen met daarop de eerste scheepvaart naar Indië. Na maanden varen vond men er een eilandenrijk met de meest exotische volken en de beste specerijen.
We stuurden meer schepen, en nog meer. We vonden het er zo leuk dat we wilden blijven, ook na de ondergang van de VOC. Dus stuurden we schepen vol ambtenaren en hoge piefen die het inlandse volk moesten onderwerpen. Als hun tijd erop zat, en ze in de Oost geen bevallige Javaanse aan de haak hadden geslagen, moesten ze terug, en waar konden ze beter terecht dan in Den Haag?
Warme herinnering ‘Hier kregen de ambtenaren werk op een van de ministeries en was bovendien alles wat met de kolonie te maken had gehuisvest’, legt historica Esther Captain uit.
Voor het Binnenhof, aan het Plein, staat op nummer 24 nog steeds Sociëteit De Witte, waar de oud-Indiëgangers samenkwamen om onder het genot van een borrel de warme herinnering aan Indië te delen. Iets verderop aan de Korte Vijverberg nummer 5, staat het Lloydgebouw, waar tal van Indiëgangers hun overtocht naar Java of Sumatra boekten. Boven de toegangsdeur staat het beeld van een Javaanse vrouw met een scheepsmodel in haar hand. Als je de straat uitloopt en de trambaan oversteekt, loop je aan de overkant pardoes tegen Hotel des Indes aan. Dit oude hotel werd gebouwd om gefortuneerde verlofgangers te huisvesten. Boven de ingang prijkt nog steeds het stadswapen van Batavia (zie foto).
Spicy Een paar honderd meter verderop, in Paleis Noordeinde, ligt de Indische Zaal verstopt, een volledig met teakhout ingerichte zaal vol trofeeën uit Indië, geschonken aan koningin Wilhelmina en prins Hendrik ter gelegenheid van hun huwelijk in 1901.
Terwijl je om de paleistuinen heen loopt en de verse mestgeur van de koninklijke paardenstallen je neus prikkelt, beland je in de Prinsestraat. Een uitgelezen kans om de knorrende maag te stillen, want er zitten maar liefst drie Indische restaurants op enkele tientallen meters van elkaar. Restaurant Jimbaran, ‘where the grill is hot and the food is spicy’, Ratu X Raja, met Indo-Franse keuken en mini-restaurant en afhaaltoko Dayang. In de keuken staat een 15 kilobak sambal en in ratelend Indonesisch bespreken moeder en dochter tijdens het groente snijden de laatste roddels.
Vanaf de Prinsestraat is het met een volle maag een paar minuten lopen naar de Indische buurt. Deze werd speciaal gebouwd om de rijke oud-Indiëgangers te huisvesten. In straten die de namen droegen van de eilanden van de Archipel,de Java-, Bali- of Atjehstraat, woonden ze met hun baboes in de statige huizen.
Aan het einde van de Javastraat is op de brug nog een reliëf te vinden van Indische landbouwcultures. Even verderop, in de Scheveningse bosjes, staat het Indisch monument. Hier worden elk jaar op 15 augustus, toen Japan capituleerde, de slachtoffers die in Indië vielen herdacht. Na die capitulatie riep Indonesië de onafhankelijkheid uit en begon de uitstroom van Indiëgangers en Indo’s, mensen van gemixt Indo-Europees bloed. Volgens Captain kwamen er zo’n 300.000 mensen naar Nederland. ‘Als je de tweede en derde generatie meerekent zijn er nu ongeveer een miljoen Indo’s in Nederland.’ Dat hun cultuur nog springlevend is, bewijst de jaarlijkse Pasar Malam op het Malieveld, die vorig jaar nog zo’n 140.000 bezoekers trok.
Wat volgens de historica het meest Indische plekje van Den Haag is? ‘De boulevard in Scheveningen, vroeger wel de lopende Sociëteit genoemd. De doorsnee Indo, die niet toegelaten werd tot Sociëteit De Witte, wandelde hier langs de pier. Het strand en de zon sloten perfect aan bij de Indische leefwereld. Alleen bruin bakken was er niet bij, flaneren wel.’
DePers