42ste VERGADERING. — 18 APRIL 1934.
5. Goedkeuring v/d besluiten v/d Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië tot vastst. ondersch. afd. begr. Ned.-Indië 1934, enz.
(Mendels.)
van Koloniën niet zoo iets zelf gezegd? Indië moet het suikerpotje blijven, waar de mieren op afkomen. Deze spreker zeide: Indien het Nederlandsohe volk liefde heeft voor vaderland en vrijheid, dan moet dat ook het geval zijn met de Indonesiërs. In het verslag volgt dan: Hier werd den spreker het woord ontnomen door den chef van den politieleen inlichtingendienst. Zoo gaat het op het oogenblik. Dat betreft niet de vereeniging van Soekarno of van Mohammed Hatta, maar een vereeniging, waarvan op pag. 11 van het Indisch Verslag van 1933 genoemd wordt de leidster van de gematigde, opbouwende, nationale beweging. Mijnheer de Voorzitter! Op zoo'n manier komt van een normale Inlandsche volksbeweging niets terecht. Dan gaat de loyale volksbeweging ook groot gevaar loopen; men dringt haar dan in den extremistischen hoek. Begrijpt de Begeering niet, dat men juist in dezen zwaren tijd de teugels wat moet laten vieren, dat men het volk moet trachten te begrijpen en ie zoeken; dat men moet trachten te begrijpen, hoe deze menschen èn psychisch èn materieel in een toestand verkeeren, waarbij men niet elk woord op de goudsehaal kan en mag leggen; dat er juist diepgaand overleg moet worden gepleegd, hetgeen ik juist zoo graag had zien gebeuren, als deze Minister werkelijk naar Indië was gegaan. Als men dat niet begrijpt, komt er van heel het onderscheid van onstuimigheid, voortvarendheid en kwaadwilligheid niets terecht, en worden allen in het potje van de kwaadwilligheid gegooid, en dan zal zeker het einde zijn last dragen. In de Hollandsche beweging heeft men ook de critiek kapotgemaakt. De Hollanders in Indië mogen ook niet meer critiseeren. Er is van de ethische beweging in Indië — ik geef dat volmondig toe — niets meer over. De groep van de Stuw bestaat niet meer; het blad De Stuw is opgeheven. De Minister heeft in de Tweede gezegd, dat, als de Gouverneur-Generaal aan de ambtenaren te kennen heeft gegeven, dat zij niet met die Shfw-beweging moeten meedoen, hij dat volstrekt niet kan afkeuren. Dat waren professoren van de Indische Eechtshoogeschool, dat waren tal van hooge ambtenaren, menschen van groote studie en van hooge integriteit. Zelfs die menschen mochten aan dat kalme weekblad De Stuw, waarin uitstekende bijdragen stonden, niet meer meewerken! Het Indische Volk, het blad van de sociaal-democraten in Indië, is weg, niet rechtstreeks verboden, maar indirect verboden. De heer de Dreu, hoofdredacteur van dat blad, zit in den Volksraad, hij is hoofd van een school, en men heeft hem te kennen gegeven vermoedelijk, dat hij maar met dat redacteurschap moest uitscheiden, want dat het anders slecht met hem afliep. Het Indische Volk is zonder een woord te zeggen opgeheven! Ook die groep heeft dus geen eigen orgaan meer. Het Inlandsche blad Tim boel, naar ik meen van het Volksraadslid Thamrin, een vooruitstrevend blad, zeer goed geredigeerd, is verdwenen. Ook die gematigde bladen worden niet meer geduld. Trouwens, de Minister heeft zelf in de Tweede Kamer gezegd: ging het, zooals hij wenscht, dan moesten alle ambtenaren hun mond houden. Dat vond hij een idealen toestand. Zij moesten zijn, als het bekende Fransche gezegde ten opzichte van 1'armée : la grande muette, de groote macht, die haar mond houdt. Aangezien het Nederlandsche intellect in Indië voor het grootste deel uit ambtenaren bestaat, is dat wat lastig, maar het gaat er langzamerhand heel aardig naar toe, dat in Indië ieder zijn mond houdt. Behalve de Vaderlandsche Club! Die mag wèl spreken! En die laat dat ook volstrekt niet achterwege! Maar de ethisch-burgerlijke, de socialistisch getinte, de nationalistisch gezinde beweging, wordt hoe langer hoe meer in een hoek gedrukt, zoo niet getrapt. La grande muette slaat vooral op het leger. Maar wat zegt de geachte bewindsman dan van de vergadering, die dezer dagen hier is gehouden over het rapport-Idenburg en de Indische defensie door de Vereeniging voor Krijgswetenschap ?, waar o. a. een Indisch officier van den generalen staf inleider was en die daar de felste critiek (wat zijn recht was) heeft doen hooren op dat plan, dat op hot oogenblik bij de Eegeering in overweging is. De Minister van Defensie had de heeren aangezocht, die vergadering voorloopig nog niet te houden, maar verleden week hebben ze die toch gehouden, met debat, dat nog zal worden voortgezet.
Daar is geen stuk van dat rapport heel gelaten en daar is de Eegeering vrijwel den oorlog verklaard, om het zoo te zeggen, indien zij het mocht wagen, dat rapport in werkelijkheid om te zetten. Daar komt het op neer. De kapitein Struyvenberg van den Indischen generalen staf heeft daar o. a. gezegd:
„Indien, zooals bij de zich steeds meer toespitsende conflicten rond den Pacific binnen afzienbaren tijd te verwachten is, Nederlandsch-Indië te kwader uur betrokken zal worden in een buitenlandschen strijd, dan vreest spreker, dat de thans in uitzicht gestelde afbraak van het Indische leger zal leiden tot het voor ons verloren gaan van ons schoone Insulinde..''
Ik vind dat bedenkelijk, Mijnheer de Voorzitter! Hier spreekt een kapitein van het Indische leger publiekelijk uit, dat het voor hem vaststaat, dat binnen afzienbaren tijd te verwachten is, dat bij de toespitsende conflicten Nederlandsch-Indië betrokken zal worden in een buitenlandschen strijd. Hoe zit het, bestaat er nog altijd die plechtige verklaring van Amerika, Japan, Frankrijk en Engeland, dat zij de integriteit van Nederlandsch-Indië zullen ontzien en niet zullen aanranden? Maar niettemin komt hier een kapitein van den generalen staf van het Nederlandsch-Indische leger vertellen: malligheid, wij komen toch in een buitenlandsch conflict. Dat zal dan toch moeten gebeuren door aanranding van het grondgebied door een van de genoemde groote Mogendheden, want Denemarken of Zwitserland zal zich met een dergelijk conflict in het verre Oosten wel niet bemoeien. Dat mag! Die kapitein behoeft niet tot ,,la grande muette" te behooren, die mag ongezouten zijn mecning zeggen en hem wordt geen haar gekromd. Ik wil ook niet hebben, dat hem een haar gekromd wordt, maar een mindere militair moest het eens wagen, om een duizendste gedeelte van dergelijke critiek te oefenen, dan zou men eens wat anders zien! De organisaties van mindere militairen heeft men kapotgemaakt en tot gruizelementen geslagen; men heeft haar do rechtspersoonlijkheid ontnomen, de menschen zijn bij bosjes den dienst uit gejaagd; den militairen, dienende bij de vloot, heeft men ieder contact met de arbeidersbeweging verboden, en elke mogelijkheid om hun politieke gedachten tot uiting te brengen ontnomen. Maar deze heeren leven zoo vrij als een visch in het water, en zij mogen precies zeggen wat zij willen. Denkt de Minister, dat als men dat in Indië leest en dat vergelijkt met den muilkorf, die daar aan mindere militairen en ook aan burgerambtenaren is aangelegd ten opzichte van critiek op het beleid van de Eegeering, dat dat geen verbittering zal wekken, en dat dat aan de autoriteit van de Nederlandsohe Eegeering ten goede zal komen ? Gandhi heeft dezer dagen publiekelijk verklaard, dat hij zijn tactiek van ongehoorzaamheid jegens de Engelsche Eegeering opgeeft. Men heeft in sommige bladen daaraan de gevolgtrekking vastgeknoopt, dat ook in Nederlandsch-Indië de non-coöperation-beweging zal moeten worden opgeheven. Dat is niet hetzelfde. Gandhi had een ongehoorzaamheidsbeweging, hij heeft b. v. de verboden zoutwinning doorgezet en hij stoorde zich niet aan tal van Engelsche wetten. Dat is niet hetzelfde als de noncoöperationbeweging, die alleen maar zegt: wij kunnen met het Nederlandsohe bewind niet samenwerken, zoolang wij politiek inferieur geacht worden; met die schijn-Parlementen als Volksraad en gemeenteraden doen wij niet mee, wij gaan onze volksbeweging van onder opbouwen. Dat is dus niet hetzelfde. Intusschen geloof ik wel, dat de tactiek van Gandhi invloed zal hebben op de Nederlandsch-lndische volksbeweging. Maar als men dat verwacht, laat dan de Eegeering haar harde vuist nog wat ontspannen. Het toeslaan, het raak toeslaan, zooals deze geachte bewindsman eenige malen hoeft gezegd, kan soms noodig zijn, maar het is niet mooi. Het is ook niet moeilijk. Veel moeilijker is het te zorgen, dat men niet behoeft toe te slaan. Daarom zie ik nog altijd het ideaal van ons Nederlandsch bewind in Indië hierin, dat wij ons ten slotte zullen overbodig maken. Ik hoop, dat dit spoedig zal kunnen geschieden, opdat een zelfstandig Nederlandsch-Indie eenmaal in vriendschap zal
Statengeneraal digitaal