Architectuur – C.P. Wolff Schoemaker
Tropische kroonstukken
De Nederlandse architect Wolff Schoemaker ontwierp schitterende gebouwen in Nederlands-Indië. Toch bleef zijn werk lang onopgemerkt.
Door Bob Witman.
C.P.Wolff Schoemaker, 1938De mooiste modernistische villa van Nederland staat misschien wel in Indonesië. De woning bevindt zich in Bandung op Java, heet Villa Isola, dateert uit 1933 en is een mix van art deco, Frank Lloyd Wright en Amerikaanse streamline esthetiek. De schepper ervan wordt van de vergetelheid gered door een monografie van architectuurhistoricus Jan van Dullemen, die eerder al promoveerde op een onderzoek naar P.C. Wolff Schoemaker, de architect in kwestie.
Charles Prosper Wolff Schoemaker (Semarang, 1882 – Bandung, 1949) was een wonderbaarlijke man, met een tot nog toe nauwelijks gemarkeerde architectonische erfenis. Wat gek is, want hij ontwierp tientallen banken, huizen, kerken en fabrieken. Nederlands-Indië nam in die eerste decennia van de twintigste eeuw een enorme groeispurt, tot de Tweede Wereldoorlog daar een abrupt einde aan maakte.
De wonderbaarlijkheid van Schoemaker blijkt uit verschillende aspecten van zijn leven. Het eerste aspect is de architectuur, die soms verbazend lenig en modern is. Het tweede geldt zijn extravagante levensstijl, inclusief een ongewoon energiek liefdesleven. En tot slot is er de langdurige vriendschap met Soekarno, uitzonderlijk voor een Nederlander. Hoe hecht de relatie was, bleek toen onlangs het verwaarloosde graf van Schoemaker in Bandung werd ontdekt en de familie van de oud-president de restauratie betaalde.
Schoemaker kwam uit een Nederlandse familie met drie generaties militair verleden in de kolonie. Hij was opgeleid in Nederland, maar geboren in Indonesië, het land waar zijn hart lag. Dat blijkt niet alleen uit zijn bekering tot de islam, maar ook uit zijn houding ten opzichte van de oorspronkelijke bevolking. ‘Professor Wolff Schoemaker was een groot mens. Voor hem was er geen verschil tussen wit en niet-wit. Tussen Nederlanders en Indonesiërs. Tussen vrij en slaaf’, zei Soekarno over hem. ‘Het ging hem er slechts om wat iemand kan.’
Toen Schoemaker als officier in 1905 scheep ging naar Java, was moderne architectuur aldaar zo goed als non-existent. De pragmatische Nederlanders vonden golfplaat en bamboe al goed genoeg. ‘Het summum van banaliteit’ foeterde Ed Cuypers in 1909, de neef van de beroemde Pierre Cuypers van het Rijksmuseum in Amsterdam. Mondjesmaat verbeterde de instelling. Het postkantoor in Medan van S. Snuyf uit 1909, het hoofdkantoor van de Stoomtrammaatschappij (H. Maclaine Pont, 1913) in Tegal, en vooral de Javaanse Bank (1909) van Hulswit en Cuypers in Jakarta waren hedendaags en stijlvol. Zij het dat die hedendaagsheid was gestoeld op de neorenaissancestijl (denk aan de Amsterdamse Bijenkorf) die in het thuisland gangbaar was.
Zo begon ook Schoemaker, die na een paar militaire jaren overstapte naar een architectpraktijk. Kloeke witte gebouwen in Bandung: de Jaarbeurs, de officiersclub, de Eigen Hulp Winkelvereeniging. Het waren creaties met heldere façades en smalle hoge vensters, die statuur gaven aan de Nederlandse zakelijke en bestuurlijke belangen. De onderwerpen hadden symmetrische plattegronden, soms met een vleugje pagode-esthetiek, zoals het gebouw voor Eigen Hulp dat lang daarna als Postspaarbank in gebruik zou zijn.
Vooral in zijn diversiteit was Schoemaker imponerend. Hij ontwierp tegelijk een protestantse kerk, een moskee, een moderne villa en een bank. Hoe eigenwijs hij ook was in zijn dagelijks leven, hij kon zich kennelijk goed in de verschillende opdrachtgevers verplaatsen. Langzaam zie je het modernisme in zijn werk sluipen. De ornamentiek wordt schaarser en soberder. De vormen zakelijker. Een markeringspunt is in 1927 zijn ontwerp voor het Preanger Grand Hotel in Bandung. Het is een schepping waarvoor de opdrachtgever hem veel vrijheid en budget gaf.
Dat Schoemaker onbeperkt vertrouwen kreeg, was opmerkelijk, want hij was een omstreden figuur onder de Nederlanders, door zijn keuze voor de islam en door zijn leefstijl. ‘Met Soekarno had Schoemaker een passie voor kunst en vrouwen gemeen’, schrijft de auteur droogjes. De architect hertrouwde vrij consequent, verzamelde Aziatische kunst en in zijn huis kropen wilde beesten vrij rond: een zwarte panter, een jonge leeuw, een forse boa en een stel gifslangen. Het bezoek werd gerustgesteld met de mededeling dat er voldoende tegengif in huis was.
In dat kunstenaarsleven volgde Schoemaker de architectuurwereld nauwgezet. Hij bezocht de Verenigde Staten en zag daar werk van Frank Lloyd Wright, wiens tekeningen hij ook bestudeerde. Hij las de tijdschriften De Stijl en Wendingen, dat laatste van de illustere architect/ontwerper H.Th. Wijdeveld. Het is goed zichtbaar in het ontwerp voor hotel Preanger. Schoemaker gebruikte typografische elementen in zijn gevel, die direct refereren aan Wendingen nr. 3, uit oktober 1920.
Het kroonstuk van Schoemakers carrière is Villa Isola, gebouwd voor de jonge krantenmagnaat Willem Beretty. Het is een enorme villa in Bandung, opgetrokken in staal en beton. Het front toont een mooi krachtenveld tussen de verticaliteit van de torens, en de horizontale werking van de vensters en de vinnen in de gevels. Het oogt knetter-modern, ook vandaag nog, alsof het isolement van de kolonie de architect tot grotere extremiteiten heeft verleid.
Alleen al vanwege dat uitbundig modernisme verdient Schoemaker een biografie. Van Dullemen schetst zorgvuldig de personen en discussies van die tijd en die plek. De vraag blijft daarbij open wat de Tropische Stijl is, een term die Schoemaker zelf heeft proberen te munten. Een echte definitie blijft uit.
De titel van de monografie beperkt zich terecht tot het verzamelbegrip: ‘Moderniteit in de Tropen’. Dat is wat het is. Het is geen stijl die zijn eigen norm stelde, maar werk van een Indonesisch/Nederlandse architect die de locale context van zijn ontwerp serieus nam en bereid was zich te verdiepen in de Aziatische iconografie te verdiepen.
‘Wij moeten de Indiase werken in diepte bestuderen’, schreef Schoemaker in 1923, ‘zoals ook onze eerste rationalisten de middeleeuwse bouwkunst bestudeerden. Om de essentie eruit te kunnen destilleren en er nieuwe impulsen in te vinden.’
Jan van Dullemen: Tropical Modernity – Life and Work of P.C. Wolff Schoemaker.
ISBN 078 90 8506 879 2.
Volkskrant, 17-07-2010