Geschreven door Drs. Leon Wecke - docent Radbout Universiteit Nijmegen en oud Directeur van het Studiecentrum voor Vredesvraagstukken.
Artikel geplaatst in Checkpoint nr. 5 juni 2010 - het maandblad voor veteranen.
Onder de bezoekende lezers van dit forum zullen wel enkele veteranen zijn, die dit artikel reeds gelezen hebben. Het is door mij dan ook hier geplaatst met de bedoeling dat "niet-lezers/abonnees" van Checkpoint van dit artikel op de hoogte kunnen zijn. Ik heb zelf dus totaal geen enkele bemoeiienis met de inhoud van het artikel. Eventueel lezers-kommentaar gelieve men dan ook te richten aan de redactie van Checkpoint of aan Drs Wecke zelf.
--------------------------------------------------------------
Veteranenkinderen zijn kinderen die in hun opvoeding duuuzame afwezigheid van een van de ouders hebben moeten incasseren. Je hoeft geen pedagoog of psycholoog te zijn om te begrijpen dat die afwezigheid van invloed is op het opgroeiend geslacht.
Nu zijn er ook meer bizondere categoriën veteranenkinderen.
Dat zijn bijvoorbeeld de kinderen die ooit in den vreemde door een toenmalig militair verwekt zijn, maar ook kinderen die meer dan "normaal" beinvloed blijken door het (vroegere) beroep van hun vader en de daaraan verbonden omstandigheden.
Één van de laatste categoeriën betreft kinderen van oud-KNIL militairen, van wie een deel bij de repatriëring van hun ouders naar Nederland in Indonesia moest worden achtergelaten.
Over de diepe wonden die deze maatregel van een christelijke en de mensenrechten immer hooghoudende regering geslagen heeft, zei Wanda Kuway-Pical in Checkpoint 1-2003: "De ouders mochten per gezin miet meer dan 3 kinderen meenemen naar Nederland. Zij hebben met de hier geboren kinderen nooit gesproken over de kinderen die zij in Indonesia moesten achterlaten. Daar bestond een soort taboe op. "
De vraag is wel of de kinderen die wél mee mochten in alle opzichten beter af waren. Het zou om een kort verblijf in Nederland gaan en daarna kon de terugkeer naar met name de Molukken plaatshebben.
Hoewel er internationaal-politieke zin "verzachtende omstandigheden" voor de regering waren, is desondanks in vele opzichten de oud-KNIL militairen groot onrecht aangedaan.
Op de op 20 januari 1951 gedane toezegging aan de Molukse ex-KNIL militairen die niet op Java wensten te demobiliseren, dat ze ook naar de zuid-Molukken konden worden teruggebracht, kwam de regering op 12 februari 1951 terug.
Die toezegging werd ingeruild voor een dienstbevel om tijdelijk naar Nederland te worden overgebracht.
In Nederland wachtte een onverwacht snel ontslag en later een te lang gehandhaafd verbod op werken in het land dat zij tegen een vaak hoge prijs gediend hadden.
Het waren even zovele uitingen van een ondankbare en weinig begripvolle regering.
Met het oog op het tijdelijk verblijf in Nederland en door de overheid daarom niet gewenste integratie werd een tweede generatie straf opgevoed naar de eigen normen van gehoorzaamheid en betrokkenheid op de eigen groep.
Het geloof in de terugkeer naar een "Republiek der Zuid-Molukken" was desondanks nog ongebroken.
De tweede generatie werd dan ook met dat ideaal grootgebracht.
Anders dan hun ouders ervoeren zij hoezeer de Nederlandse regering dat ideaal kennelijk niet wenste te onderschrijven.
Nederlandse negatie van hun politiek verlangen werd door hen als Nederlandse onwil vertaald.
En, anders dan hun ouders meenden zij dat niet volstaan moest worden met passief afwachten, maar dat er ook daden gesteld moesten worden.
De frustratie van de tweede generatie uitte zich steeds meer in agressie tegen de vijanden, die hen zowel hun ideaal als recht op een eigen staat wensten te ontnemen.
Een andere Nederlandse politiek was, meenden zij, wel degelijk mogelijk, maar in Den Haag werd niet geluisterd en het Nederlandse volk bleek bepaald niet wakker te liggen van hun lot.
De RMS (Republik Maluku Selatan) stond niet op de Nederlandse noch op de internationale politieke agenda.
Geschokt moest het Nederlandse volk ervaren dat het de Molukse jeugd menens was. Gijzeling van het gezin van de Indonesische ambassadeur, twee treinen, het Indonesisch consulaat in Amsterdam, een school in Bovensmilde en het provinciehuis in Assen waren het resultaat van opgekropte frustratie.
Koningin Juliana had bij het overgaan van Suriname naar onafhankelijkheid uitgesproken, dat onafhankelijkheid iest is waarop ieder volk recht heeft.
De minsters van der Stoel en van Doorn lieten weten dat de Molukse wens echter een droom was. En premier den Uyl gewaagde van de RMS als een "illusie."
Het doel van de eerste treinkaping, die bij Wijster, was om de regeringen en de massa's in de wereld te betrekken bij onze Molukse strijd, die al 25 jaar lang naar onafhankelijkheid schreeut en wordt onderdrukt. Wat is beter dan voor je geliefde vaderland te sterven, waarvan je weet, dat het jarenlang heeft gehunkerd naar vrijheid.
De tweede treinkaping bij De Punt had tot doel de Nederlandse regering te dwingen zich voor de onafhankelijkheid van de Zuid-Molukken in te zetten en de 21 gvangen Molukkers vrij te laten.
Het resultaat van de acties was vijftien doden en het bewsutzijn bij de regering dat de problematiek van de Molukkers, en zeker die van de tweede generatie, ernstig genomen diende te worden.
Het RMS ideaal was door de acties niet dichterbij gekomen.
Wel was duidelijk geworden hoezeer kinderen van KNIL-veteranen en een aantal burgers het kind van de rekening waren geworden, een rekening waarvan de onechtheid van begin af aan al had vastgestaan.