Indiëveteranen: elk verhaal weer anders12-11-2010 15:53 | gewijzigd 12-11-2010 16:07 | L. Vogelaar
„Voor meer dan 6000 mannen betekende Indië het einde van al hun dromen en ambities, het einde van hun jonge leven. Bij velen die wel terugkwamen, is die kras op hun ziel niet meer
genezen.”Woorden van Tweede Kamervoorzitter Verbeet, zelf dochter van een Indiëveteraan, tijdens de herdenking in september bij het Nationaal Indiëmonument in Roermond.
Een kras op de ziel. Misschien had de vader van majoor drs.
J. M. H. Groen die wel. In elk geval sprak hij nooit over zijn verblijf in de archipel.
Co Groen diende bij de 43 Genieveldcompagnie (43 GVC) en
was van 28 oktober 1949 tot
16 oktober 1950 in Nederlands-Indië. De archipel werd in die periode erkend als een zelfstandig Indonesië.
Nadat Groen in januari 2007 overleed, besloot zijn zoon –zelf Bosnië-, Macedonië- en Uruzganveteraan– de verhalen achter het zwijgen van zijn vader op te sporen. Er kwam een tweede doel bij: de geschiedenis van 43 GVC vastleggen, want die bleek nauwelijks op papier te staan.
Groen jr. interviewde tachtig veteranen uit de compagnie over hun diensttijd op West-Java. Sommigen van hen dienden ook op Nieuw-Guinea. Bejaarde mannen, van wie sommigen de verschijning van het boek niet meer hebben beleefd.
De interviews worden hier en daar onderbroken door enkele fotopagina’s. Het accent ligt echter op het vastleggen van belevenissen, althans van wat de mannen zich na bijna zestig jaar zeggen te herinneren. Doordat ze in dezelfde eenheid dienden en vaak dezelfde gebeurtenissen meemaakten, kon de schrijver de verhalen vergelijken. Ze bleken onderling nogal eens te verschillen. Mondelinge overlevering is niet altijd betrouwbaar. Verhalen zijn niet altijd gestoeld op de eigen ervaring, maar soms ook op wat men later van anderen hoorde.
De geïnterviewden zijn in alfabetische volgorde gerangschikt. Zo kan het gebeuren dat een sergeant zijn verhaal vertelt, terwijl een ander vijftien pagina’s verder over hem opmerkt: „Wat was dat een eigenwijze kerel.”
De oud-Indiëgangers worden letterlijk geciteerd, inclusief ruw taalgebruik. Volop stoere soldatenverhalen, maar de hoogbejaarde mannen vertellen ook over de angsten die ze uitstonden, over de moeite die de terugkeer in de Nederlandse burgermaatschappij hun vaak kostte, over psychische problemen die soms lang na de Indiëperiode nog ontstonden en over onvrede over de behandeling door de overheid. Dieptepunten als het omkomen van kameraden komen in de verhalen steeds weer terug.
Sommigen ervoeren hun Indiëtijd, die begon toen de strijd al bijna voorbij was, als een vakantie; anderen opereerden onder moeilijker omstandigheden. De beleving verschilt van persoon tot persoon. Iemand die zich weinig meer met de Indiëtijd bezighoudt, zei: „Anderen zitten er nog vol van en praten de hele dag nog over hun diensttijd. Ik niet. Ik heb precies één foto uit die tijd. Dat is alles. Ik ben niet vaak op de reünies geweest.” Anderen hebben dit deel van hun verleden met geen mogelijkheid achter zich kunnen laten, of ze wilden het niet.
De schrijver, sinds kort werkzaam bij het Veteraneninstituut in Doorn, overhandigde het eerste exemplaar van zijn fraai vormgegeven boek aan de inmiddels
87 jaar oude weduwe van de toenmalige commandant van de eenheid van zijn vader.
De sobats van Co Groen. 43 Genieveldcompagnie in Nederlands-Indië 1949-1950, Jos Groen; uitg. in eigen beheer (0343-474150 en sobats43gvc@hotmail.nl), 2010; 480 blz.; € 26,25 (incl. verzendkosten).
Ref.Dagblad
zie ook dit